maandag, januari 22, 2007

Een strengere nationalisatiewet.

Er is vorig jaar alweer een grens overschreden: het aantal ‘Nederlanders’ met een dubbele nationaliteit bedraagt nu meer dan een miljoen. De helft daarvan bestaat uit genaturaliseerde Turken en Marokkanen. De meesten van hen hebben de Nederlandse nationaliteit eerder aangevraagd om hun aanspraken op de sociale voorzieningen veilig te stellen, dan omdat ze zich op enigerlei wijze met Nederland verbonden voelen. Tussen 1 januari 1992 en 1 oktober 1997 konden niet-Nederlanders bij naturalisatie hun oorspronkelijke nationaliteit behouden en daarvan is op grote schaal gebruik gemaakt. Sinds 1 oktober 1997 geldt de regel dat personen slechts één nationaliteit mogen hebben. Er is echter een aantal uitzonderingen (die o.a. verband houden met bepalingen in het land van herkomst), zodat in de praktijk het overgrote deel van de aanvragers de oorspronkelijke nationaliteit behoudt. De Marokkaanse overheid, bijvoorbeeld, staat haar burgers niet toe om afstand te doen van de Marokkaanse nationaliteit. De Turkse overheid staat niet-Turken niet toe van Turken te erven. Dat is heel jammer voor de betrokkenen, maar in de eerste plaats hun eigen probleem.

Toch ben ik niet principieel tegen de dubbele nationaliteit: ik wil deze zelfs verplicht stellen gedurende een vastgestelde (overgangs)periode. Het Nederlandse staatsburgerschap is namelijk geen recht, maar een voorrecht. Dit privilege moet verdiend worden. Helaas is in het verleden de Nederlandse nationaliteit gedachteloos cadeau gedaan aan ieder die belangstelling toonde. Er werd bijvoorbeeld geen enkele eis gesteld aan de kennis van de Nederlandse taal, met als gevolg dat ons land vergeven is van de ‘Nederlanders’ zijn die zich nauwelijks verstaanbaar kunnen maken buiten de eigen kring.

Momenteel worden er aan volwassen aanvragers van naturalisatie de volgende eisen gesteld:
(1) ten minste vijf jaar legaal in Nederland verblijven (bij huwelijk of samenwonen met een Nederlander drie jaar);
(2) in het bezit zijn van een geldige verblijfsvergunning;
(3) voldoende kennis bezitten van het Nederlands (zowel mondeling als schriftelijk), aan te tonen door een (naturalisatie)toets;
(4) de laatste vier jaar geen gevangenisstraf, leer/taakstraf, of hoge geldboete hebben gekregen;
(5) bereid zijn afstand te doen van de huidige nationaliteit.
Men kan ook Nederlander worden door optie, als men bijvoorbeeld met een Nederlander getrouwd of ouder dan 65 is en men meer dan 15 jaar in Nederland gewoond heeft, of als men meerderjarig is en sinds het vierde jaar in Nederland gewoond heeft. In dat geval hoeft geen afstand te worden gedaan van de buitenlandse nationaliteit.

Wat mij betreft zouden in de nieuwe wet de volgende bepalingen van kracht moeten zijn:
(1) een aanvraag kan pas worden ingediend na een onafgebroken verblijf van ten minste 10 jaar, gerekend van het moment dat men een ‘permanente’ verblijfsvergunning heeft gekregen [wat mij betreft krijgt men alleen een permanente verblijfsvergunning op het moment dat men Nederlander wordt, daarvoor dient het louter een verblijfsvergunning voor 'onbepaalde tijd' te zijn];
(2) de aanvrager moet aantonen de Nederlandse taal in woord en geschrift goed te beheersen (dat geldt ook voor afhankelijken die automatisch ‘meeprofiteren’);
(3) de aanvrager moet van onbesproken gedrag zijn, ook voordat hij/zij in Nederland arriveerde (m.u.v. vervolging wegens overtuiging);
(4) de aanvrager moet een positieve bijdrage aan de Nederlandse samenleving leveren: door (vrijwilligers)werk, studie of het verzorgen van huishouden en kinderen;
(5) de aanvrager dient de Nederlandse grondrechten te kennen en te respecteren (te formaliseren door het ondertekenen van een verklaring, of het afleggen van een eed) en daarvan in woord en gedrag blijk hebben gegeven.
De mogelijkheid tot verkrijging van het Nederlanderschap door optie komt te vervallen.

Na naturalisatie gaat er een proefperiode in die ten minste vijf jaar en ten hoogste tien jaar duurt. Gedurende deze periode heeft men alle rechten die inherent zijn aan het Nederlanderschap, behalve het passieve kiesrecht. Bovendien geldt dat men na het plegen van een ernstig (gewelds)misdrijf van het Nederlanderschap wordt ontheven en na het uitzitten van de straf wordt uitgewezen. [Ik denk hierbij aan misdaden -of ze nu hier of in het buitenland gepleegd zijn- als moord, verkrachting, ernstige mishandeling, drugs- en mensenhandel, (het beramen van) terroristische aanslagen en grootscheepse fraude of oplichting. De regering wil alleen het Nederlanderschap kunnen ontnemen aan mensen die een bedreiging vormen voor de Nederlandse staat, zoals terroristen.] Bij lichtere misdrijven wordt de proefperiode gemaximaliseerd en is uitwijzing de consequentie zijn als men opnieuw de fout ingaat.

Na afloop van de maximale periode is men verplicht te kiezen. [Het omgekeerde geldt al: als men naast het Nederlanderschap gedurende 10 jaar een andere nationaliteit bezit en tien jaar buiten Nederland en buiten de EU verblijft, vervalt het Nederlanderschap.] Bij 'Nederlanders' die hun oorspronkelijke nationaliteit volgens het land van oorsprong niet kunnen opgeven, vervalt de Nederlandse nationaliteit automatisch. Voor kinderen met een dubbele nationaliteit geldt dat men op zijn 18e een beslissing moet nemen. Verliest men het Nederlanderschap of besluit men het op te geven, dan mag men uiteraard in ons land blijven, maar dan gelden de regels die in mijn opinie voor alle buitenlanders van buiten de EU moeten gelden. Zij zijn gasten en dienen zich als zodanig te gedragen.

Zij worden onderworpen aan de volgende beperkingen:
(1) men heeft geen recht op bijstand;
(2) men heeft alleen recht op een WAO-uitkering als de arbeidsongeschiktheid aantoonbaar veroorzaakt wordt door werk dat in Nederland is verricht;
(3) men heeft geen kiesrecht;
(4) men dient op verzoek van politie of justitie aan te kunnen tonen op legale wijze in zijn onderhoud te voorzien;
(5) men dient zich te onthouden van kritiek op de Nederlandse overheid en de Nederlandse samenleving en het beledigen of bedreigen van Nederlanders (en uiteraard van elk misdrijf).

Bestaande gevallen vallen ook onder deze regeling: men moet als men langer dan 10 jaar ‘Nederlander’ is binnen één jaar een definitieve keus maken en als men nog geen tien jaar ‘Nederlander’ is uiterlijk na 10 jaar. ‘Nederlanders’ die langer dan een jaar achtereen in het buitenland verblijven, of die minder dan de helft van hun tijd in ons land doorbrengen worden vervallen verklaard van de Nederlandse nationaliteit en mogen niet wederom komen. 'Nederlandse' criminelen die alleen met hun paspoort wapperen als ze in het buitenland in de problemen komen in de hoop op steun van Nederlandse diplomaten of de mogelijkheid hun (dan veel geringere straf) in Nederland uit te kunnen zitten, dienen eveneens gedenaturaliseerd te worden.

Een aantal van deze bepalingen zijn ongetwijfeld strijdig met onze huidige grondwet: daarom dient deze ook zodanig aangepast worden dat discriminatie naar herkomst en verblijfsstatus mogelijk is. Ik vind dat er in ons land alleen plaats is voor nieuwe landgenoten die zich ook echt Nederlander voelen, niet voor mensen met een verscheurd gemoed en al helemaal niet voor onderdanen van vreemde mogendheden die zich in de eerste plaats als moslim beschouwen.

Dit artikel is, in ietwat gewijzigde vorm, ook te vinden op de website van Het Vrije Volk.

dinsdag, januari 16, 2007

Het zwaard van Damocles.

Wat zullen ze hem over een eeuw of zo vervloeken, in de laatste autochtone enclaves in Neerlandistan of, waarschijnlijker nog, in de enclaves van Neerlandistaanse vluchtelingen in uithoeken als Patagonië of Newfoundland: artikel 1 van de Nederlandse grondwet.

Dit artikel luidt als volgt: Allen die zich in Nederland bevinden worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook is niet toegestaan. Twee onderdelen springen hierbij direct in het oog. (1) De frase allen die zich in Nederland bevinden. Deze categorie omvat niet alleen de niet-Nederlanders, maar zelfs de illegalen. (2) De frase op welke grond dan ook. Deze zet de deur open naar een eindeloze reeks van mogelijkheden om iemand op frivole gronden aan te klagen wegens discriminatie. Nederlanders hebben volgens de Nederlandse grondwet op Nederlandse bodem niet meer rechten dan wie dan ook. Ik vind dit onbegrijpelijk en onacceptabel. Voor het geval men zou denken dat dit artikel een recente toevoeging is die uit de koker komt van multiculti-adepten: deze formulering stond al in de eerste versie van de grondwet, daterend van 24 augustus 1815.

Weinigen zullen zich toentertijd gerealiseerd hebben welke dramatische gevolgen deze zinsneden nog eens zouden hebben. Immigranten kregen dezelfde rechten als geboren en getogen Nederlanders, daar zag niemand iets kwaads in. Onze ervaringen met immigranten waren in die tijd immers gunstig. De Iberische Joden, de Hugenoten, de Duitsers en de Scandinaviërs, allen hadden een waardevolle bijdrage aan welvaart en welzijn geleverd en waren zonder enig probleem geïntegreerd. Tot het begin van de jaren zestig konden we in ieder geval staande houden dat immigranten onze samenleving niet negatief beïnvloedden. Hongaarse vluchtelingen waren een aanwinst gebleken; Zuid-Europese gastarbeiders hadden zich aangepast of waren teruggekeerd; de weinige immigranten uit onze (voormalige) koloniën waren over het algemeen goed opgeleid en vastbesloten er wat van te maken; Chinezen en Molukkers integreerden misschien niet helemaal probleemloos, maar ontwrichtten nergens onze buurten en steden. Een echt immigratieland was Nederland trouwens niet en wilde het ook niet zijn.

De laatste decennia is dat positieve beeld drastisch veranderd. Niet alleen is het aantal immigranten schrikbarend toegenomen -en niet vanwege de behoeften van de Nederlandse samenleving zelf- de culturele en religieuze kloof tussen de immigranten en de autochtone bevolking is groter dan ooit. De Surinamers die vlak voor de onafhankelijkheid massaal naar Nederland uitweken, stamden niet langer uit de goed opgeleide en geaccultureerde elite en de overgang verliep niet bepaald vlekkeloos, maar ze kenden de taal, deelden in meerderheid de christelijke religie en waren enigszins vertrouwd met de Nederlandse geschiedenis en cultuur. Dat gold niet voor de gastarbeiders uit Marokko en Turkije, die in de jaren zestig werden aangeworven om een aantal tot ondergang gedoemde 'maakindustrieën' (o.a. de textielindustrie) kunstmatig in leven te houden. De meesten van hen werden geronseld in door armoede geteisterde plattelandsgebieden (het Rifgebergte en Anatolië), die zelfs in eigen land als achterlijk beschouwd werden. Ze waren analfabeet of hadden een minimale opleiding en bovenal: ze waren moslim.

Een zakelijke misrekening zette een autonoom proces in werking dat het aantal van deze immigranten onstuitbaar heeft doen toenemen. Ze gingen niet terug zoals verwacht, maar ze bleven; ze haalden hun families naar Nederland; ze trouwden met mensen uit het vaderland en ze kregen veel, heel veel kinderen. Dit alles met de zegen van de Nederlandse wetgeving, de politieke gezagsdragers en de opiniemakers –maar niet van de gewone Nederlanders. Als een would-be immigrant eenmaal ons land is binnengedrongen, op welke wijze dan ook, dan kan hij al onze vrijheden en verworvenheden voor zich opeisen. Niet verwonderlijk dus dat velen alles doen om binnen te geraken: valse asielverzoeken, gedwongen huwelijken, schijnhuwelijken, mensensmokkel, het maakt niet uit. Eenmaal in Nederland is de kans dat ze ooit weer uitgezet worden miniem, dankzij de wettelijke bescherming die zelfs de grootste misdadigers hier genieten. Ze worden bovendien met open armen ontvangen door de progressieven en bevlogenen in dit land, die zich blind staren op de ‘zieligheid’ van deze gelukzoekers.

Degenen die geloofden dat er weinig principiële verschillen bestaan tussen deze immigranten en de Italianen en Grieken die eerder met zo weinig repercussies voor ons aan de slag waren gegaan, zodat men erop vertrouwen kon dat ze ook wel zouden integreren (waaronder de meeste beleidsmakers), begingen een fatale denkfout. Er gaapt een diepe kloof tussen het noordelijke en het zuidelijke deel van het Middellandse Zeegebied. Die kloof is niet zozeer cultureel van aard: het eer-en-schaamte complex bepaalt in het gehele gebied de interactie tussen mensen. Het probleem ligt op het gebied van de religie. Hoezeer atheïsten en agnosten enerzijds (vanuit een negatieve houding) en sommige christenen en moslims anderzijds (vanuit een positieve houding) de tegenstellingen ontkennen of bagatelliseren, de verschillen tussen christendom/humanisme en islam zijn fundamenteel en onoverbrugbaar. Het christendom zet in op liefde en gerechtigheid, de islam op verachting en verovering. Moslims zijn in feite onintegreerbaar. De waarden van de islam staan diametraal tegenover de onze.

Het gros van de moslims wil niet in vrede met ons leven. Ze zijn hoogstens bereid een tijdelijke wapenstilstand met ons te sluiten tot ze sterk genoeg zijn om ons te onderwerpen. Deze conclusie volgt onvermijdelijk uit (1) wat er in de koran en de hadith staat –en die geschriften zijn voor moslims onaantastbaar (2) wat vooraanstaande moslims openlijk verklaren -en wat door westerse beleidsmakers nog altijd wordt weggewoven en (3) het gedrag van moslims overal ter wereld. Het is een groot misverstand om te denken dat de radicale moslim en de modale moslim in hun opvattingen veel verschillen. Ze verschillen voornamelijk in hun voorkeur voor de middelen die ze willen inzetten om hun opvattingen te realiseren.

De Nederlandse gastvrijheid oogst bij moslims weinig dankbaarheid. Nederland (en de rest van het Westen) maakt in hun ogen deel uit van de Dar al-Harb, het Land van de Oorlog, waartoe geen moslim wil behoren. Ze willen er wonen, ze willen er profiteren van alle verworvenheden, maar ze willen het vooral veranderen -in een onderdeel van de Dar al-Islam, het Land van de Gelovigen. Vooraanstaande moslims laten daarover geen enkele twijfel bestaan en ze doen ook niet geheimzinnig over de manier waarop ze hun doel denken te bereiken:

We hebben vijftig miljoen moslims in Europa. Er zijn tekenen dat Allah de Islam de overwinning zal schenken in Europa –zonder zwaarden, zonder geweren, zonder veroveringstochten. De vijftig miljoen moslims van Europa zullen het binnen een paar decaden in een moslimcontinent veranderen. Europa staat voor een moeilijke keus, net als Amerika. Ze moeten erin toestemmen islamitisch te worden, of de islam de oorlog verklaren. Muammar al-Ghadaffi (dictator van Libië)

We zullen jullie veroveren met de baarmoeders van onze vrouwen. Abdelaziz Bouteflika (president van Algerije)

Ik ben tegen de stelling dat twee kinderen genoeg zijn. Ons land heeft een grote capaciteit. Het heeft de capaciteit om vele kinderen te laten opgroeien. Het heeft zelfs genoeg capaciteit voor 120 miljoen mensen. [Nu zijn het er 70 miljoen, bijna allemaal arm.] Het zijn de westerlingen die problemen hebben. Omdat hun bevolkingsgroei negatief is, maken ze zich zorgen en zijn ze bang dat als onze bevolking groeit wij over hen zullen triomferen. Mahmoud Ahmadenejad (president van Iran)

We maken het de moslims wel heel makkelijk om ons land te veroveren. We brengen zelf nauwelijks kinderen voort en subsidiëren de veel grotere moslimgezinnen. We leggen de volksverhuizing geen strobreed in de weg. We delen het staatsburgerschap uit alsof het een snoepje is. We haasten ons de meest onbeschofte eisen in te willigen. We durven geen woord van kritiek op de islam te uiten. We kruipen in onze schulp bij de meest onzinnige beschuldigingen van racisme. We zwelgen in zelfhaat. We verdedigen ons niet, omdat we ons zo nodig aan een achterhaalde grondwet moeten houden.

Degenen die verkondigen dat moslims en niet-moslims ‘vreedzaam’ naast elkaar kunnen leven in landen waarin de moslims geen minuscule minderheid vormen, of waarin de niet-moslims niet als dhimmi’s aan hen onderworpen zijn, maken zich schuldig aan een criminele vorm van (zelf)bedrog. De moslims in het Westen hebben ons al lang de oorlog verklaard, het wordt hoog tijd dat wij hen eveneens de oorlog verklaren. De immigratie van moslims dient gestopt te worden. Alle moslims (en andere immigranten) die zich niet in woord en gedrag aan onze normen en waarden willen aanpassen (met andere woorden, niet willen assimileren), dienen uit ons midden verwijderd te worden. We kunnen dit onmogelijk doen zonder te discrimineren. Daarom dient artikel 1 van de grondwet drastisch gewijzigd te worden. De mogelijkheid tot 'discriminatie' naar herkomst en verblijfsstatus is voor de toekomst van het Nederlandse volk van levensbelang. In mijn visie dienen alleen Nederlanders aanspraak te kunnen maken op de volledige grondrechten, zoals vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst. Voor ‘halve Nederlanders’ en buitenlanders moeten beperkingen van kracht te zijn, afhankelijk van hun herkomst (al dan niet uit een EU-land) en verblijfsstatus. Internationale verdagen die dit onmogelijk maken moeten worden opgezegd.

We moeten onze vrijheid met een steeds grotere onveiligheid bekopen. Natuurlijk kunnen ook andere artikelen uit de grondwet aangepast worden, met name artikel 6 (dat de vrijheid van godsdienst waarborgt). Dat er veel mensen bereid zijn de vrijheid van meningsuiting aan banden te leggen (voor autochtone Nederlanders tenminste) is al lang duidelijk. Dit betekent echter dat men de rechten van alle Nederlanders aantast, in plaats van alleen de rechten van (ongewenste) vreemdelingen. Door het aanpassen van artikel 1 zal de keuze tussen vrijheid en veiligheid ons hopelijk bespaard blijven.

De tijd dringt. Het percentage moslims in onze samenleving verviervoudigt iedere generatie. Voor een grondwetswijziging is een 2/3 meerderheid nodig. Binnen enkele decaden is deze meerderheid nooit meer te verkrijgen en dan kunnen we nog slechts wachten op het moment dat een moslimmeerderheid al onze rechten afschaft.

maandag, januari 08, 2007

Geen hulp voor moslims meer.

Moslims helpen is water naar de zee dragen, boter aan de galg smeren, parels voor de zwijnen werpen ... en onze eigen onder-gang meefinancieren.

Ik ben geen christen. Ik keer de andere wang niet toe. Ik ben mijn broeders hoeder niet. En bovenal, ik heb mijn vijanden niet lief.

Moslims zijn mijn vijanden. Mochten ze het in Nederland ooit voor het zeggen krijgen dan zal mij als atheïst niet eens de mogelijkheid worden geboden als een vernederde dhimmi voort te leven, maar rest er slechts de keuze tussen bekering tot de islam of de kop eraf.

Moslims zijn in feite de vijanden van alle niet-moslims. Moslims willen alleen 'in vrede' met ongelovigen samenleven als ze hen eerst hebben gedegradeerd tot tweederangs burgers, of (met geweld) hebben bekeerd. Zolang moslims een minderheid vormen, houden ze zich doorgaans gedeisd (met uitzondering van de Franse pyromanen, de Scandinavische groepsverkrachters, de Britse opblaasstudenten, de Duitse samenzweerders, de Nederlandse rituele slagers en andere inspirerende figuren). Hun vredelievendheid is schijn: het ware gezicht van moslims wordt pas onthuld als ze (desnoods op democratische wijze) de overhand hebben gekregen. Tot dan is het voor de meesten taqiyya geblazen. Sommigen zijn echter zo arrogant ons ruim tevoren te waarschuwen. Ik neem die waarschuwingen serieus.

Het is misschien weinig Samaritaans, maar mijn vijanden help ik niet. Ik heb geen cent gedoneerd aan de grote inzamelingsactie voor de slachtoffers van de Kerst-tsunami. India en Thailand hadden laten weten geen buitenlandse hulp nodig te hebben, Sri Lanka werd al bedolven onder hulp en ik wilde niet dat mijn geld terecht zou komen bij de fel islamitische Atjeeërs.

Niet dat de slachtoffers in Atjeh minder 'zielig' waren, maar de verderfelijke invloed van de islam was zelfs in deze uitzonderlijke omstandigheden onmiskenbaar. Terwijl in Thailand en Sri Lanka de mensen hun getroffen landgenoten massaal te hulp schoten en zelfs getraumatiseerde overlevenden de handen uit de mouwen staken om de overledenen te begraven en de rommel op te ruimen, zaten de Atjeeërs oeverloos te zeuren en te klagen. Over het feit dat het Indonesische leger (waartegen ze tientallen jaren op leven en dood hadden gevochten) te weinig deed, of over het feit dat weeskinderen opgenomen werden door christenen (ze mochten eens van hun geloof vallen) bijvoorbeeld. Terwijl het gehate Amerika zich uitsloofde voor de getroffenen, stak het nabijgelegen en van ellende verschoond gebleven moslimbroederland Maleisië geen vinger uit. Onlangs is gebleken dat veel slachtoffers nog steeds geen permanent onderkomen hebben, maar dat de religieuze politie die zich onledig houdt met het zwepen van vrouwen zonder hoofddoek spectaculair is uitgedijd.

Ik heb ook geen duit gegeven voor de slachtoffers van de aardbeving in Pakistan (net als vele andere Nederlanders die nog wel hun portemonnee hadden getrokken bij de tsunami). Dat is maar goed ook, want de donorgelden zijn voor een groot deel ingepikt door radicaal islamitische organisaties die er mooi weer mee spelen bij de slachtoffers, uiteraard zonder te vermelden waar hun fondsen vandaan komen. Vele landen hebben de bedragen die ze hadden toegezegd voor de wederopbouw van het verwoeste gebied nog niet volledig betaald, maar alleen van de steenrijke Verenigde Arabische Emiraten (een van de weinige islamitische donoren) is nog geen rooie dinar ontvangen.

Islamitische landen hebben namelijk geen boodschap aan naastenliefde. Ze doen niet aan ontwikkelingshulp, ook al zwemmen ze in de olie. Als ze al met pecunia over de brug komen, is dat louter om te chanteren, om te kopen, of het geloof te verbreiden. [Saoedi-Arabië geeft jaarlijks tientallen miljoenen uit aan het bevorderen van de Wahhabitische opvatting van de islam, die streeft naar 7e-eeuwse puurheid.] Moslims houden overigens staande dat ook hun geloof de naastenliefde hoog in het vaandel heeft. Ze betalen namelijk zakat (een bescheiden belasting die bestemd is voor de ondersteuning van de armen) en ze delen het vlees uit dat is overgebleven van het offerfeest. Beide vormen van islamitisch mededogen zetten weinig zoden aan de dijk. Dergelijke hulp is bovendien uitsluitend bestemd voor moslims uit de naaste omgeving.

Moslims zijn allesbehalve dankbaar voor de hulp die zij ontvangen van ongelovigen. Zij achten zich moreel superieur aan hen, maar tegelijkertijd erkennen zij dat een gever moreel superieur is aan een ontvanger. Dit is een dilemma dat wordt opgelost door: (1) hulp van ongelovigen te beschouwen als een tribuut (jizya) dat hen rechtens toekomt, (2) te pretenderen dat de hulp van hun moslimbroeders afkomstig is, of (3) de hulp te beschouwen als een vorm van financieel imperialisme. De ondankbare moslimhonden bijten niet alleen de hand die hen voedt, ze proberen hem eraf te scheuren.

Het fraaiste voorbeeld van islamitische ondankbaarheid vormen de Palestijnen. Die worden sinds mensenheugenis door het Westen ten kostte van honderden miljoenen per jaar in leven gehouden. Minstens de helft van de Palestijnen is werkloos en de rest is merendeels in dienst van de regering, die met westers geld wordt gestut. Ze kunnen zich niettemin allemaal een stuk of tien kinderen permitteren. De gulle gevers die dit mogelijk maken worden er geen jota minder om gehaat. De terroristische organisatie Hamas heeft zijn aanhang voor een groot deel verworven door armoedzaaiers in de watten te leggen, gesubsidieerd door onruststokende Arabische buurlanden. De Hamas-regering wordt sinds zijn aantreden 'geboycot' door het Westen, maar er is nog geen enkele hongerende Palestijn in de straten van Gaza gesignaleerd, de milities dragen er geen mitrailleur minder om en het regent nog steeds dure raketten op Israël. Tot zover de 'humanitaire ramp' die zich daar volgens Palestijnenminnaars aan het voltrekken is. De les is duidelijk: als het Westen zijn geld in de zak houdt, springen de rijke Arabische landen met tegenzin bij -voor zover het in hun eigen kraam te pas komt uiteraard.

Ontwikkelingshulp is voor 90% volkomen nutteloos. De talloze 'witte olifanten', vetgemeste inheemse dictators en projecten die ineenstorten zodra de helper zijn hielen heeft gelicht getuigen hiervan. Deze hulp dient alleen maar om de ontwikkelingsmaffia aan lucratieve baantjes te helpen en het westerse schuldgevoel af te kopen. Dat schuldgevoel is volkomen misplaatst. Geen enkele andere vroegere overheerser heeft er last van. De Mongolen gaan niet gebukt onder de herinnering aan de verovering en plundering van een groot deel van Azië. De Azteken vragen geen vergiffenis aan de nazaten van de krijgsgevangenen die ze bij tienduizenden aan de goden hebben geofferd. De West-Afrikanen worden niet gekweld door wroeging over de betrokkenheid van hun voorouders bij de slavenhandel. Moslims voelen zich nooit ergens schuldig over en zijn zelfs trots op de slachtpartijen die ze hebben aangericht in christelijke bolwerken als Jeruzalem en Contantinopel.

Het fiasco van de ontwikkelingshulp is echter niet totaal: miljoenen mensen die zonder het voedsel en de medische bijstand van het Westen gecrepeerd zouden zijn blijven in leven en planten zich voort. Dat is geen onverdeelde zegen: de bevolkingsgroei is in vele ontwikkelingslanden zo groot dat de economische groei deze zelfs in de gunstigste omstandigheden niet bij kan houden en de armoede alleen maar toeneemt. [Ik stel kwaliteit boven kwantiteit en ben van mening dat dergelijke hulp alleen gegeven moet worden als deze vergezeld gaat van geboortebeperkende maatregelen.]

Ook de moslimbevolking groeit mede dankzij onze inspanningen exponentieel en dat is een kwalijke zaak. Wij geven miljarden uit om mensen die ons haten, die ons willen onderwerpen en die onze menslievendheid voor zwakheid aanzien in aantal te laten toenemen. Een groot deel van de overtollige moslims wil zich bovendien in Europa vestigen en wij doen niets om dit te verhinderen. Iedereen die een beetje logisch nadenkt, ontkomt niet aan de conclusie dat dit een suïcidale koers is. Er moet dan ook zo spoedig mogelijk een einde komen aan deze onzinnige politiek.

Laat de moslims maar in hun eigen sop gaarkoken. Laat de 'humanitaire ramp' zich maar voltrekken. Laat de moslims elkaar maar afmaken (in Irak, in Afghanistan -deze landen zijn nog niet het leven van één Nederlandse soldaat waard). Laat de moslims hun hand maar ophouden bij hun van geld bulkende geloofsgenoten. Ik denk dat de solidariteit binnen de ummah hen vies zal tegenvallen. Als wij zonodig naastenliefde willen bedrijven, dan moeten wij ons voor de verandering maar eens beperken tot onze eigen 'geloofsgenoten' (waartoe ik alle niet-moslims reken).

Bij christenen zal dit voorstel niet in vruchtbare aarde vallen. Zij volharden in pathetische pogingen hun vijanden met liefde tot inkeer te brengen. De katholieke kerk loopt hierbij voorop. Hoewel geen enkele instantie de abominale toestand van christelijke minderheden in islamitische landen zo goed kent als de katholieke kerk, bekruipt mij soms de vrees dat de kerkelijke leiding het minder erg zou vinden om als dhimmi in een islamitische samenleving te vegeteren, dan om ook maar één moslim een haar te krenken. Vandaar de onophoudelijke oproepen tot dialoog en verdraagzaamheid (die, zoals men dondersgoed weet, uitsluitend van één kant zal komen). Ik verlang soms bijna naar de kruisvaardersmentaliteit van weleer.

Dit artikel is ook te vinden op de website Het Vrije Volk.