woensdag, juni 06, 2007

De crisis in de PvdA.

(1) Analyses en commentaren van partij-ideologen en een betrokken buitenstaander.

Voor de PvdA zijn de Tweede Kamerverkiezingen van november 2006 op een enorme deceptie uitgelopen. Door het beleid van het vorige kabinet leken de stemmen van dissidente CDA-ers en andere gedesillusioneerden voor het oprapen te liggen, maar de kans voor open doel kon niet worden verzilverd. Van een verkiezingstriomf was geen sprake, in plaats daarvan liepen de vroeger hondstrouwe autochtone kiezers (mijn bejaarde ouders incluis) massaal over naar de SP. De voorziene 60 zetels smolten weg tot nauwelijks de helft. De paniek sloeg toe in de PvdA. De ene analyse van de nederlaag na de andere zag het licht.

In de bundel Verloren Slag ontwaarden René Cuperus en Frans Becker van de Wiardi Beckman Stichting een partij in een ‘ongemakkelijke spagaat’, die (in de woorden van Wouter Bos) “uiteen getrokken wordt tussen links en midden, tussen hoog opgeleid en laag opgeleid, tussen allochtoon en autochtoon, tussen bestuurders en bestuurden, [maar] vooral tussen mensen die vrezen te verliezen bij globalisering en migratie en mensen die er baat bij hebben”. De meeste bijdragen weten de teleurstellende resultaten aan de slechte verkiezingscampagne.

Wouter Bos bleek op zijn website weinig gecharmeerd van de analyses in bovengenoemde bundel. Het creëren van een ‘spagaat’ was naar zijn mening juist de bedoeling geweest van degenen die de partij in 1946 oprichtten (om voldoende draagvlak te creëren voor solidariteit en de emancipatie van achtergestelde groeperingen) en de nederlaag terugvoeren op een slechte campagne vond hij te simplistisch.

Hij erkende dat door de multiculturele achterban juist in de PvdA “grote verschillen aan het licht kunnen komen over onderwerpen als globalisering, migratie en Europa”. Ook het feit dat “de PvdA bij uitstek de partij is waarbinnen allochtonen en allochtone politici een deel van hun emancipatie-proces doormaken” kan leiden tot “heftige discussies en dilemma’s over alles wat te maken heeft met integratie en migratie”. Hij betoogde dat de partij de aanwezigheid van zoveel allochtonen in de achterban moet beschouwen als een kracht en vleide zich met de hoop dat dit de partij in staat zou moeten stellen “om eerder en beter dan wie ook de grootsteedse integratieproblematiek aan te pakken, juist omdat wij daarvoor draagvlak bij autochtonen en allochtonen moeten kunnen verwerven”.

Om de crisis te boven te komen moet de PvdA meer zelfvertrouwen tonen en vooral meer investeren in ‘het verhaal’: “Een stevig verhaal over integratie waarbij we hoge eisen stellen aan migranten maar ook aan de ontvangende samenleving. Een visie op de verzorgingsstaat waarbij nadrukkelijk naar Scandinavische voorbeelden wordt gekeken en fors wordt gedecentraliseerd. Een herinrichting van de publieke sector waarbij maatwerk en kwaliteit leidend zijn in plaats van bureaucratische gelijkheid. Een eigen verhaal over normen en waarden waarin de Aboutalebiaanse versie van respect centraal staat en waarin onderkend wordt dat er grote groepen burgers in ons land zijn die baat hebben bij een gezonde portie paternalisme omdat ze anders niet mee komen.”

Jacques Monasch, campagneleider tijdens de mislukte verkiezingscampagne van Ad Melkert in 2002, kwam met het manifest Zeven nieuwe veren, zo kan het niet langer met de PvdA, waarin hij ervoor pleitte dat de echte sociaal-democraten de regie weer in de hand nemen en de ‘liberalen en mandarijnen’ naar de achtergrond schuiven. Hij propageerde een aantal zaken die het goed doen bij de overlopers naar de SP en sommige Wilders-aanhangers, zoals het beperken van de topinkomens, het afschaffen van de hypotheekrenteaftrek, het opgeven van het tweede paspoort door bestuurders en kamerleden, het sluiten van de grenzen voor Poolse werknemers en een minder autovijandig vervoersbeleid en hij beweerde brede steun te hebben in de partij, o.a. bij een deel van de Tweede Kamerfractie.

Het langverwachte rapport van de Commissie Vreeman (onder de al even veelzeggende titel De Scherven Opgeveegd) verhulde niet dat er op vele terreinen grote fouten zijn gemaakt de afgelopen jaren en constateerde “dat de PvdA gebukt gaat onder een onvoltooid proces van inhoudelijke vernieuwing (resulterend in een inhoudelijk tekort), een onduidelijke identiteit en een tekortschietende regie, vooral in campagnetijd”.

Het rapport gaf een uitputtende opsomming van de fouten en zwakheden van de partijorganisatie, het verkiezingsprogramma en de campagne. [Opmerkelijk genoeg was men behoorlijk kritisch over de media, die zich niet voldoende hadden ingespannen om de partij op zijn voordeligst over het voetlicht te brengen, ondanks het feit dat de meeste journalisten van linkse signatuur zijn]. Verder onderkende de commissie verschillende negatieve ‘contextfactoren’: alle tot compromis bereide partijen hadden verloren, ten voordele van radicalere ‘flankpartijen’; voorstanders van de EU-grondwet hadden verloren, ten voordele van de tegenstanders –toevallig dezelfde partijen; de economie herstelde zich en de SP maakte zich schuldig aan ‘electoraal opportunisme’. In het rapport werd toegegeven dat de ‘traditionele achterban’ zich minder aangesproken voelt door de partij en dat ook de band met de ‘creatieve elite’ minder innig is dan voorheen. Waarom dat het geval is, vroeg men zich echter niet af.

Het rapport kwam met 10 ‘opdrachten’ aan de partij, die vrijwel allemaal betrekking hadden op de organisatie en de campagnestrategie en die eindigden met lauwe aanbevelingen als “versterk waar we sterk in zijn” en “beoefen politiek met passie”. Men had overduidelijk geen enkele lering getrokken uit de ‘contextfactoren’ die de PvdA zoveel stemmen hebben gekost (men had bijvoorbeeld de partij aan kunnen raden wangedrag van allochtonen niet langer met de mantel der misplaatste liefde te bedekken en afstand te nemen van de blinde Eurofilie waaraan ze zich de afgelopen decennia bezondigd heeft). De groeiende tegenstellingen tussen de allochtone en autochtone ‘minder bedeelden’ zijn niet echt tot het radarscherm doorgedrongen. Het rapport sprak wel eufemistisch van “de nieuwe sociale kwestie”, maar het feit dat de commissie als oplossing alweer met nietszeggende algemeen-heden kwam (“bindend leiderschap” en “het overeind houden van de solidariteit”) bewijst dat men niets van de diepte van de kloof begrepen heeft.

Waarom de verhouding met de ‘creatieve elite’ zo te lijden heeft gehad, werd door de bekende schrijver Joost Zwagerman bekwaam uiteengezet in een artikel in de Volkskrant (26-5-2007). Hij biechtte dat hij bij de verkiezingen van november 2006 met ‘lood in de schoenen’ naar het stemhokje was getogen en met ‘gêne en tegenzin’ toch maar weer op de PvdA had gestemd -en hij was niet de enige. De partij is naar zijn mening onmiskenbaar op het verkeerde spoor. Hij citeerde met instemming de ‘profetische’ woorden van Renate Rubinstein tijdens haar Huizinga-lezing van 1980:

Hoe loffelijk het is om je links te noemen, merkte je na de verkiezingen van dit jaar. De mensen die, ondanks al hun bezwaren, op onze grootste linkse partij hadden gestemd getuigden daar triomfantelijk, zij het ook met een glimlach van zelfspot, van. Het was alsof ze zeggen wilden dat ze ondanks alles fatsoenlijke mensen gebleven waren. Ze geloofden niet meer, maar waren toch ter kerke gegaan. Want nette mensen zijn een beetje lui en vinden het fanatiek om een partij af te vallen alleen omdat ze het er niet meer mee eens zijn….
Links is bij ons allang de dikste zuil van het ideeënestablishment geworden en dat is een ontwikkeling die zich bij oude mensen in de loop van hun eigen leven voltrokken heeft en waar sommigen van hen, rebels als ze geacht willen worden, niet aan hebben kunnen wennen.

Hierop voortbordurende concludeerde Joost dat de ‘rebellen’ van Nieuw Links, die voor anti-autoriteit en een radicaal nieuwe verdeling van de machtsstructuren ageerden, zijn ‘gestold’ tot ‘mastodonten’ van publicisten en bestuurders en zijn verworden tot de ‘reactionairen van oud-links’. Dat heeft uiterst negatieve gevolgen gehad, o.a.: “de hardnekkige weigering om morele vragen te durven stellen (het zogeheten normen-en-waardendebat); de kwestie van de multicultuur; en de huidige onttakeling van het onderwijs”. Hij verwijt niet alleen de PvdA, maar de hele links-liberale elite, dat men niet beseft heeft dat “onze vrijheden te lang en te indringend hebben liggen weken in een onwelriekend badje van onverschilligheid en eigenrichting” en dat “daardoor veel individuele en collectieve vrijheden [zijn] ontspoord tot individuele of collectieve intimidaties in het publieke domein". De grootste slachtoffers van deze kortzichtigheid en onverschilligheid zijn “nieuw ontstane groepen van sociaal zwakkeren” die “door links jarenlang ofwel genegeerd ofwel zelfs gekleineerd" zijn. Hoewel de groep zwakkeren ‘amorf’ en uit alle geledingen van de samenleving afkomstig is, rekende hij hier in de eerste plaats de “directe slachtoffers van de tirannie van de straat, uitgevoerd door autochtoon en allochtoon” toe.

Ik kan zijn analyse grotendeels onderschrijven en ik vind het sympathiek dat hij gekweld wordt door een “hardnekkige schaamte over [de] morele verdooldheid op links”. Hij ontkende echter stellig dat hij neoconservatief geworden is en hij toonde zich nog net politiek correct genoeg om niet te vermelden dat het overgrote deel van de slachtoffers van de ‘tirannie van de straat’ autochtonen en het overgrote deel van de ‘tirannen van de straat’ allochtonen zijn. Ook in zijn oplossing voor de crisis, “een niet-vrijblijvende toenadering tussen linkse partijen”, heb ik weinig fiducie.

De verklaring voor de teloorgang van de PvdA is in feite zo simpel als wat: de partij heeft haar traditionele achterban aan de onderkant van de samenleving verraden en die heeft nu op haar beurt de partij de rug toegekeerd. In de aanhang van de PvdA zijn altijd twee vleugels te onderkennen geweest: de progressieve intellectuelen (de ‘doctorandussen’) en de gewone arbeiders. De meeste doctorandussen zijn vooralsnog gebleven (aangezien velen van hen zijn doorgedrongen tot de zelfingenomen club van de ‘verambtelijke’ PvdA-bestuurders is dat niet verwonderlijk), dus het zijn vooral de arbeiders die de partij links hebben laten liggen. De cruciale fout van de partij was dat de partijorganisatie en de intellectuele aanhang zich volledig gecommitteerd hebben aan het multiculturele ideaal, wat is uitgemond in een stuitende bevoogding en bevoordeling van allochtonen (die immers nog veel zwakker en zieliger zijn dan de autochtone arbeiders). Terwijl de oude sociaal-democraten ernaar streefden de arbeidersklasse te verheffen (bijvoorbeeld door het bestrijden van alcoholmisbruik en het stimuleren van culturele participatie), zijn de nieuwe socialisten veel te druk met het ‘respecteren’ van de achterlijkheid van de allochtonen.

Men is er voetstoots van uitgegaan dat de allochtone en autochtone onderklassen dezelfde belangen hebben en waar dit niet het geval bleek, moesten de autochtonen zich maar aanpassen. De bewoners van de oude wijken, die de zegeningen van de 'multiculturele verrijking' aan den lijve ondervinden, worden als ze zich beklagen over verloedering en straatterreur weggezet als xenofoben en racisten, die zich laten leiden door 'onderbuikgevoelens'. [Ten aanzien van kritische intellectuelen, die de lessen van de geschiedenis geleerd hebben en die al evenmin overtuigd zijn van de zegeningen van de multicultuur –HVV-ers en geestverwanten zullen we maar zeggen- geldt hetzelfde.] De PvdA is niet alleen een uitgesproken voorstander van de diversificatie van de samenleving, maar tevens van het doordenderen van de integratie van Europa en maakt zich bovendien niet erg druk over de globalisering van de economie. Standpunten die de autochtone arbeiders, bang voor de verdere islamisering van hun buurt en bang voor het verlies van hun baan, steeds minder kunnen waarderen.

Wouter Bos gelooft dat men met het ‘PvdA-verhaal’ de problemen van Nederland op kan lossen en dat, als het verhaal maar goed doortimmert is en met verve gebracht wordt, de kiezers vanzelf wel terug zullen keren. Spijtig voor je, beste Wouter, maar dat is toch echt een sprookje.

(2) De eerste socialistische ratten maken aanstalten het zinkende multiculturele schip te verlaten.

In een reactie op een internetcolumn werd onlangs beweerd dat driekwart van de Nederlanders voorstander van de multiculturele samenleving is, omdat ze bij de laatste verkiezingen hadden gestemd op partijen die voorstanders van de multiculturele samenleving zijn. Wat een onzin. Het zou me niets verbazen als bij een referendum over dit onderwerp een ruime meerderheid van de autochtone Nederlanders zich zeer sceptisch over de multiculturele hersenschim zou tonen. Op welke partij ze (nu nog) stemmen zegt wat dit betreft niet veel. Slechts een minderheid van de kiezers heeft werkelijk verstand van politiek. Velen stemmen uit gewoonte op een partij, of omdat ze enkele programmapunten (vooral zaken die de toekomstige staat van de eigen portemonnee betreffen) aantrekkelijk vinden. Vaak kennen ze de standpunten van hun uitverkoren partij over controversiële onderwerpen nauwelijks (daarom kwam de uitslag van de Stemwijzer voor velen ook als een verrassing) en sommige partijen willen dat graag zo houden. Er heeft niet voor niets tijdens de verkiezingscampagne zo’n oorverdovende stilte gehangen rond onderwerpen als immigratie en integratie (wat ik ook de PVV, die krampachtig probeerde geen one issue partij te lijken, verwijt). Feit is niettemin, dat de partijen bij wie de multicultuur en de EU hoog in het vaandel stonden (Partij van de Allochtonen, GroenSlinks en Dhimmi66) spectaculair verloren hebben en dat het percentage allochtonen onder hun aanhangers fors gestegen is: een teken aan de wand dat de uittocht van de autochtone kiezers begonnen is.

Hoewel de meeste prominente PvdA-ers nog steeds met een grote boog om de hete multicultibrij heen lopen, begint een aantal van hen, waarvan sommigen voorheen tot de felste verdedigers van het multiculturele harmoniemodel behoorden, toch enige vraagtekens te zetten bij het tot nu toe gevoerde beleid. Met name in Amsterdam rommelt het onheilspellend. Op de website van de PvdA in deze stad zijn momenteel behoorlijk onorthodoxe geluiden te horen, o.a. van webmaster Marcel Duyvestein. [“Ik dacht dat ik lid was van een seculiere partij. Een partij die iets met emancipatie deed. Een partij waar je vrij mag denken. Maar nee.” ] Er is zelfs door een commissie onder leiding van Ed van Thijn een onderzoek ingesteld naar de gang van zaken in het stadsdeel Zuidoost, waar de corruptie welig tiert (want ook onze voormalige rijksgenoten kunnen er wat van). Deelraadvoorzitter Elvira Sweet (twee maal onder invloed achter het stuur aangetroffen) wordt weliswaar niet ter verantwoording geroepen (omdat de in 2005 aangenomen integriteitscode nog geen ‘gemeengoed’ in de partij was toen ze haar zucht naar drank niet kon bedwingen), maar heeft wel te verstaan gekregen dat “ook in dit deel van Amsterdam normale normen en waarden gelden”.

Onverschrokken moslimknuffelaar Job Cohen brak, met frisse tegenzin, de onderhandelingen met Milli Görüs over de bouw van de Westermoskee af. Betrokkenheid bij grootscheepse oplichtingspraktijken en banden met de Moslimbroederschap hadden hem niet af kunnen schrikken, maar het dreigement van de nieuwe voorzitter Fatih Dag om Turken uit heel Europa op te trommelen om tegen het afblazen van het project te protesteren, waarbij geweld niet werd uitgesloten, bood hem een welkome mogelijkheid om het strijdtoneel zonder al te veel gezichtsverlies te verlaten -net voor bekend werd dat Amsterdam de bouw op achterbakse wijze met twee miljoen euro had gesubsidieerd. In een interview met de Telegraaf (!) erkende hij ten langen leste bovendien dat er veel Marokkaanse jongeren zijn die voor overlast zorgen en dat het zo niet langer kan: “Ik wil als het echt mis is maatregelen kunnen nemen in de gezinnen, bijvoorbeeld het uit huis plaatsen van kinderen en die naar een internaat sturen. Er is een groep in Amsterdam waar het niet goed mee gaat en daar moet echt iets mee gebeuren. Instanties als jeugdzorg en de kinderbescherming kijken naar het belang van het individu en niet naar de overlast die ze veroorzaken.” Hij wil de schade die deze jongeren veroorzaken gaan verhalen op hun ouders: "De gemeente neemt daarin het voortouw om de slachtoffers die rompslomp te besparen. En ik wil daar ver in gaan. Alle mogelijkheden die we hebben om daders financieel aan te pakken wil ik gebruiken. Ouders moeten zich verantwoordelijk gaan voelen en door hen in hun portemonnee te pakken moet er een omslag komen." Hij toonde zich zelfs een voorstander van herinvoering van de dienstplicht, met name voor jongens die maar niet willen deugen. Veel vertrouwen dat Job echt het licht heeft gezien koester ik niet. Zoals Ebru Umar suggereerde: hij zal zijn twijfels wel door een gehaaide voorlichter ingefluisterd hebben gekregen.

Wethouder Lodewijk Asscher wierp zijn jaren gekoesterde oogkleppen plotsklaps eveneens af. In een interview in de Volkskrant gaf hij toe dat aantal recente ervaringen hem ‘geschokt’ hadden. Op een basisschool in Amsterdam-Noord durfden leerkrachten geen les meer te geven over het leven op de boerderij, omdat moslimleerlingen de klas afbraken als het onvermijdelijke varken ter sprake kwam. Een Marokkaanse vrijwilliger, die uitstekend werk deed en wel 50 ‘enorme lastpakken’ van de straat had gehaald, moest ervaren dat zich naast hem een welzijnsorganisatie vestigde, die probeerde deze jongeren naar hun kaartenbakken over te hevelen: ze leveren per stuk namelijk 4000 à 6000 euro op. In het stadsdeel Slotervaart resideert een Turks eenoudergezin met 10 kinderen, de helft crimineel, waar 35 hulpverleners over de vloer komen. Lodewijk leek dan ook helemaal om: hij pleitte voor een ouderlijke 'opvoedplicht' (met als sanctie eventueel een korting op de kinderbijslag) en hij erkende dat “met de bestaande ‘welzijnsindustrie’, waar … veel tijd en geld verloren gaat aan bureaucratie, en waar het elkaar voor de voeten lopen eerder regel dan uitzondering is, het immense probleem van de falende opvoeding niet [kan] worden opgelost”. Natuurlijk vertelde hij er niet bij dat die welzijnsindustrie wordt beheerst door PvdA-handlangers en hun vriendjes.

Ook in den lande is hier en daar kritische taal te horen. Tweede Kamerlid Samira Bouchibti (voorheen Abbos) hield de Marokkaanse gemeenschap voor dat het hoog tijd wordt de hand in eigen boezem te steken: “Klagen over tegenwerking en discriminatie, over de uitlatingen van Wilders, het mag en het moet. Maar misbruik dit niet om jezelf vrij te pleiten van je eigen verantwoordelijkheid. Ik stoor me ook aan de verharding van het klimaat, aan islamisering en islamofobe mensen en ik zal altijd strijden tegen discriminatie. Maar het is nu aan ons. Wij moeten laten zien dat wij wel degelijk deugen en dat het niet aan de cultuur of onze ’achterlijke’ religie ligt. Luister naar je hart, dat je precies vertelt wat goed en wat kwaad is.” Laten we hopen dat ze haar wijze woorden ter harte nemen.

Filmmaker Eddy Terstall leverde ongezouten kritiek op de koers van de PvdA in een lezing voor de New Yorkse (!) afdeling van de partij: “Soms voel ik me bij de PvdA als een neger in de Ku-klux-klan. De VVD haalt de PvdA soms links in. En dat komt omdat de neplinkse bloedgroep weer in de zelfde blinde soort roes terecht is gekomen als waarin het ooit de DDR boven de Bonds-republiek prefereerde. En Oh, wat kon die Mao toch ver lopen en zwemmen, en wat hadden zijn volgelingen toch een leuke onzijdige blauwe pakkies aan. Dat soort tralala-linksen, zonder werkend moreel kompas, babbelt nog steeds her en der mee en brengt het progressieve gedachtegoed en de multiculturele samenleving ernstige schade toe.” Hij hekelde het anti-Amerikanisme, het “haatzaaien door onzorgvuldigheid”, de “Pawlow-reactie” jegens Geert Wilders. Hij speelde zelfs met de gedachte te verhuizen naar een ‘echt progressieve partij’ als de PvdA niet snel bijdraait. Want: “Mensenrechten en gelijkheidsprincipes mogen het nooit afleggen ten opzichte van irrationele doctrines van ongelijkheid. Jammer voor de cultuurrelativisten, maar hoe krom ik in het kader van pappen en nathouden zou willen denken, iets anders kan ik er niet van maken. Ik ben nu eenmaal links.”

Hoewel ik niet links -en zeker niet neplinks- ben, had ik Eddy bijna aan het hart gedrukt. Tot bleek dat hij zich als een "halve stasi" voor het partijkarretje had laten spannen en pogingen had gedaan om het jonge raadslid Ehsan Jami, oprichter van een comité van ex-moslims en islamcriticus zonder blad voor de mond, ‘ideologisch in te kapselen’. Op aanstichten van kamerleden Wolfsen en Vos probeerde hij Jami ertoe te bewegen “zijn bewoordingen zorgvuldiger te kiezen”; “zich minder openlijk te associëren met (hoofdzakelijk) witte mannen in de grachtengordel” en rekening te houden met het feit dat “voor een deel van onze achterban principes aangaande deze materie (zoals in grondwet en partijprogramma) (nog) niet vanzelfsprekend zijn”.

In Jami’s comité van aanbeveling zitten vertegenwoordigers van meerdere linkse partijen, maar niet van de PvdA en hij ontving enkele zeer boze mails van allochtone PvdA-bestuurders en –leden. Hun autochtone tegenhangers zijn voornamelijk beducht dat hij vrome moslims voor het hoofd stoot en dat dit de partij, net als de Armeense kwestie, stemmen gaat kosten. De nieuwe geluiden klinken dan ook bepaald niet vanwege bekommernis met het lot van de (vroegere) autochtone achterban in de achterstands- (pardon pracht-)wijken, maar uit puur electorale motieven. Men hoopt de deserteurs terug te winnen door hen in te prenten dat er geen andere oplossing voor de huidige ellende is dan het PvdA-recept voor integratie.

Annelies van der Veer verhaalde onlangs op de website Hoeiboei hoe ze er de laatste jaren een gewoonte van heeft gemaakt autochtone zestigplussers (meest vrouwen) aan te spreken, die meestal niet veel aanmoediging nodig hebben om hun hart te luchten over de zegeningen van de multiculturele samenleving. “Er zou een boek mee gevuld kunnen worden, een boek met verhalen die recht uit het hart komen en die niet racistisch van aard zijn maar die aantonen hoe, wat er en wanneer het fout is gegaan in Nederland qua immigratie- en integratie-politiek. En de schrijnende gevolgen daarvan. Het zijn ervaringen van doorsnee Nederlanders die niet zo zeer geïnteresseerd zijn in politiek (of religie) maar die dondersgoed in de gaten hebben wat er gaande is, en dan valt het woord 'islam' niet eens.” Vroeg ze haar gesprekspartners echter of ze wel eens iets doen met hun ervaringen, dan lieten ze mismoedig het hoofd hangen, want ze “kunnen en/of durven er niets van te zeggen, er niets tegen te doen”.

Maar, zoals iemand in een reactie opmerkte: “je kunt natuurlijk ook heel cynisch stellen dat [dit] de generatie is die het probleem heeft gecreëerd en die gewoon als vanouds PvdA en CDA blijft stemmen”. Het wordt dan ook hoog tijd dat het Nederlandse 'stemvee' beseft dat de meeste politieke partijen nauwelijks principes hebben, alleen een zucht naar macht. Politici verstaan maar één taal: die van het stemhok. Er is niets dat de hersencellen zozeer in trilling brengt als een flinke nederlaag. De autochtone kiezers hebben de macht om islamofiele partijen van het politieke toneel te vagen (en van die mogelijkheid kunnen ze maar beter gebruik maken zolang ze nog in de meerderheid zijn). Ze hoeven alleen maar op te komen dagen bij de verkiezingen, zich te laten leiden door de juiste motieven en hun verstand te laten spreken. Het doek zal dan heel snel vallen voor de PvdA en de rest van de dhimmi-elite.

Dit stuk is ook te vinden op de website Het Vrije Volk: deel 1; deel 2.

zaterdag, juni 02, 2007

De boemerang van Groenteman.

Het ‘Geval Groenteman’ bewijst dat de politiek-correcte berichtgeving van de linksige ‘Mainstream Media’ precies het tegen- overgestelde heeft bereikt van wat men beoogde: allochtonen zijn grondig gestigmatiseerd.

Voormalig radio- en tv-presentatrice Hanneke Groenteman (67 alweer) meldde recentelijk op haar weblog dat ze slachtoffer was geworden van een "flitsende, schone, kleine, maar onverdraaglijke beroving". Vlak voor een "gezellige eetafspraak" werd de deur van haar auto aan de passagierskant opengerukt en werd haar tas, die vol zat met de dure hebbedingen die het leven van de moderne bejaarde veraangenamen (mobieltje, iPod, fototoestel), uit haar handen gegrist. Ze bleef "woedend en ontdaan van [haar] politiek-correcte verstand" achter. Zoiets is natuurlijk reeds talloze mensen overkomen en vaak in "veel heviger vorm". Dat wist Hanneke ook wel, maar: "ik lees het, ik hoor het, ik zie het en ik lig er niet wakker van". Als je zelf beroofd wordt, is het met die onverschilligheid echter snel gedaan. Nachtrust werd haar niet gegund tot ze haar "eigen innerlijke beschaving" weer op orde had.

Haar hartekreet werd opgepikt door internetmedia als WaarvanAkte, GeenStijl en de sites van Elsevier en het AD. De berichten riepen een stortvloed aan reacties op (GeenStijl-kloon WaarvanAkte, die de primeur had, kreeg zelfs meer respons dan ooit tevoren in zijn nog niet al te succesvolle bestaan). In veel reacties klonk een nauw verholen leedvermaak door: "Het is opmerkelijk hoezeer uit bovenstaande 400 schrijfsels een gevoel van gerechtigheid spreekt – en zelfs dankbaarheid; en wel over het feit dat een dergelijke beroving nu eindelijk eens iemand treft uit die verstikkende, intolerante, zelfverklaarde links-superieure elite."

Verder is het frappant dat het overgrote deel van de ‘reaguurders’ voetstoots aannam dat de daders Marokkanen (‘Finnen’ in het GeenStijl-jargon) waren. Men bracht dit vermoeden zonder enige gêne en soms zelf in dichtvorm onder woorden:
"Er was eens een groenteman uit Amsterdam,
die maakte mee wat velen van ons eerder overkwam.
Marokkanen die haar spullen jatten
en vervolgens vluchtten als ratten.
Maar muts hou dan toch op met je linkse gezwam!"
(Dat ze vluchtten als ratten had hij van Hanneke zelf.)

Uit het stuk zelf kwam dit nergens naar voren. Hanneke beschreef de daders slechts als "twee pubertjes met één fiets". De verwijzing naar het ‘politiek-correcte verstand’ kon een hint zijn, maar het kon net zo goed betekenen dat ze het even had gehad met het pamperen van jeugdige veelplegers - ongeacht hun culturele achtergrond. Het op ‘orde brengen van de innerlijke beschaving’ verwees mogelijk naar de geestelijke worsteling die nodig is om de niet nader omschreven ‘gastjes’ weer als beklagenswaardige slachtoffers van onze harteloze maatschappij te kunnen gaan zien. Bij latere confrontaties bleef Hanneke staande houden dat ze niet wist of de daders Marokkanen waren.

De meeste traditionele media hebben een tijd geleden besloten de etnische achtergrond van daders van misdrijven niet langer te vermelden om de bevolkingsgroep waaruit ze afkomstig zijn niet te stigmatiseren. Ze gebruiken neutrale termen als ‘Rotterdammer’ en ‘hangjongere’. Het heeft er alle schijn van dat hiermee een boemerangeffect is gecreëerd.

Dankzij het internet wordt het steeds moeilijker de waarheid te verbergen. Nederlanders weten dat allochtonen een onevenredig deel van de gevangenispopulatie vormen. Ze weten dat de daders van dit soort straatterreur voor het overgrote deel allochtonen (hetgeen in de Amsterdamse situatie synoniem is met Marokkanen) zijn. Als ze geen objectieve informatie krijgen, laten ze zich in hun oordeel leiden door statistische waarschijnlijkheden en concluderen ze dus dat de daders ook in dit geval wel Marokkanen geweest zullen zijn.

De kans hierop is behoorlijk groot, al vond de overval plaats in Watergraafsmeer, een van de rustigste en allochtonenarmste buurten van Amsterdam (op de fiets kom je immers overal). Het was echter niet geheel uit te sluiten dat de rovers geen zonen van de Maghreb waren en het beleid van de ‘MSM’ heeft in dat geval dus tot resultaat gehad dat Marokkanen tegenwoordig niet alleen worden aangekeken op wat ze wel gedaan hebben, maar ook op wat ze toevallig niet gedaan hebben.

Omwille van haar progressieve imago had Hanneke er verstandiger aan gedaan in het geheel niet te reppen over dit akkevietje. Nu stond ze niet alleen te kijk als een wereldvreemde tuttebel (iedereen weet toch dat je in Amsterdam de autodeuren op slot moet houden), maar had ze ook nog ongewild een steentje bijgedragen aan het demoniseren van de zielige, onbegrepen Medelanders die haar zo na aan het hart liggen.

En inderdaad betreurde Hanneke haar ondoordachte uitlatingen de volgende dag reeds zeer. De felle reacties in de nieuwe media en per e-mail schokten haar tot op het bot. Ze overwoog zelfs op te houden met bloggen.
"Ik had dat stukje geschreven, in mijn boosheid, over die "beroving", die natuurlijk eigenlijk maar een brutale, maar geweldloze diefstal van mijn tas was, niks meer en niks minder, hoe vervelend ook. De lading reacties (hele lieve, hele nuttige, verstandige, zeer bedankt allemaal; maar ook veel hele nare, schelderige, racistische, reactionaire, fuck you all), de radio, de tv-roddelrubrieken, andere websites, kranten, die er bovenop sprongen....alsof er geen echt nieuws is, idioot is het."

Tot opluchting van haar ‘fans’ kwam ze snel op haar, alweer zo overhaaste, besluit terug. "Nu de lading lieve hartverwarmende oppeppende mails over het stoppen van mijn blog de hatemail zo gigantisch overtreft, móet ik wel doorgaan. Ik ben na mijn verbijstering over de vuiligheid weer heel erg geroerd door de vele lieve mails, die ver in de meerderheid zijn."

Dat ze haar gezwalk meende te moeten rechtvaardigen met een verwijzing naar de onsterfelijke regels van de dichter Van Randwijck [Een volk dat voor tirannen zwicht, zal meer dan lijf en goed verliezen. Dan dooft het licht.] is wel een heel grote gotspe.

Een eerdere versie van dit artikel is te vinden op de website Het Vrije Volk.