woensdag, april 22, 2009

De haatimam en zijn deurmat.

Met de kleinst mogelijke meerderheid (één stem) heeft de Tweede Kamer een motie van de VVD tegen de aanstelling van de omstreden ‘moslim geestelijk verzorger’ Ali Eddaoudi tot legerimam verworpen. Dit nadat draaitol-met-de-grote-oren Jack de Vries zijn rituele dansje had opgevoerd en daarna was teruggekomen bij zijn oorspronkelijke standpunt dat er tegen deze keuze geen wezenlijke bezwaren aan te voeren waren. Terechte protesten van de Kamer werden weggewuifd omdat hij Ali-met-het-korte-lontje zijn woord gegeven had. Hij had daarom tevoren al aangekondigd dat hij deze motie bij aanname niet zou uitvoeren -wat hij zich kon permitteren omdat geen van de coalitiepartijen in de huidige omstandigheden verkiezingen durft te riskeren.

Desondanks stuitte deze gang van zaken zijn eigen partij, het CDA, wiens Grote Leider Jan Peter Balkenende door aanmatigende Ali was afgeserveerd als “nog geen deurmat waardig”, flink tegen de borst. Ook VVD en PVV hadden weinig met deze ‘mondige’ Nieuwe Nederlander op. In zijn actieve periode als publicist had ambitieuze Ali ('schrijver, leraar en geestelijk verzorger') zich bijzonder kritisch getoond over het Nederlandse leger en zijn activiteiten. Hij beschuldigde de Nederlandse soldaten in Afghanistan er zelfs van als ‘dolle kruisvaarders’ inheemse families te ‘onteren’. Door een indringend tête à tête was goedgelovige Jack echter tot de conclusie gekomen dat arglistige Ali zich van zijn eerdere uitspraken had gedistantieerd, zodat niets zijn omarming meer in de weg stond. Deze typisch islamitische u-bocht kan echter maar twee dingen betekenen: óf achterbakse Ali heeft zijn jarenlang gekoesterde principes overboord gesmeten voor een goedbetaald baantje bij de overheid –in welk geval hij een nog grotere hypocriet is dan de door hem zo verachte Eerste Minster; óf hij heeft de brave Jack een rad voor ogen gedraaid om als een mol de krijgsmacht van binnenuit te ondermijnen –wat mij heel wat waarschijnlijker lijkt.

De kwestie heeft de afgelopen weken heel wat stof doen opwaaien. Degenen die het voor aangevallen Ali opnamen kwamen met een tweetal argumenten. (1) Het is zo’n aardige man en hij doet zijn werk zo goed. Dit werd met name te berde gebracht door zijn vroegere collega’s bij de geestelijke verzorging (de professionele naastenbeminners Ari –‘intercultureel beleid is een must’- van Buuren van het UMC Utrecht en Ad –‘dit is karaktermoord’- de Gruijter van het Medisch Centrum Haaglanden). Men kan zich afvragen of de samenwerking ook zo harmonieus zou zijn verlopen als zij door allemansvriend Ali als ‘dolle kruisvaarders’ waren gebrandmerkt. (2) Moslims die geen blad voor de mond nemen worden gestraft met een Berufsverbot, dus zij hebben geen vrijheid van meningsuiting. Dit was de favoriete riedel van activistische islamieten en hun linkse gevoelsgenoten (die zelfs een steunwebsite voor achtervolgde Ali hebben opgericht). Er bevonden zich zoveel middelbare vrouwen in dat gezelschap dat Max Pam zich afvroeg of ze niet stiekem verliefd op attractieve Ali waren. De warhoofdige groenlinkse professor (bijzonder hoogleraar ‘Actief Burgerschap’, dan weet je het wel) Evelien Tonkens, die er moeite mee had geen racisme te zien in om het even welke kritiek op antagonistische Ali, maakte het wel zeer bont door te stellen dat hij er juist blijk van heeft gegeven de democratische principes hoog te houden door zijn ‘vrije meningsherziening’ en dat excuses aan hem dus op zijn plaats zouden zijn.

Nummer twee is natuurlijk een onzinnig argument. Niet alleen hebben moslims (helaas) in Nederland volledige vrijheid van meningsuiting, maar ze kunnen zich zelfs op grond van de vrijheid van godsdienst uitspraken permitteren die atheïsten voor het gerecht zouden brengen. Bovendien heeft niemand moslims ooit beloofd dat provocerende schrijfsels geen consequenties zullen hebben –dat personen of organisaties die je met tong of pen gekastijd hebt je een baan kunnen weigeren, bijvoorbeeld. Er zijn zelfs moslims die deze mening zijn toegedaan, zoals Asis Aynan: “Eddaoudi verstaat de kunst van de columnistiek, maar het is merkwaardig en niet bepaald tactvol om plotsklaps een ‘verderfelijk westers land’ in oorlogssituaties te willen dienen, een land dat onder leiding staat van een ‘hypocriet’ en een ‘kruisvaarder’. Ook al kent Nederland vrijheid van meningsuiting, men moet wel de gevolgen dragen van zijn mening.” Islamieten zijn overigens zelf de eersten die tegen hen onwelgevallige uitingen van anderen te hoop lopen, moest ook Peter Breedveld toegeven: “met name Eddaoudi stond altijd vooraan om andersdenkenden te verketteren en te bedreigen”. Activistische Ali is nauw betrokken bij de Stichting Mirsab die tot doel heeft islamofobie te bestrijden met alle daarvoor bestaande juridische middelen (bijvoorbeeld een tsunami aan klachten). Het liefst zouden deze ‘trotse moslims’ voor alle ‘beledigers van de islam’ een Berufsverbot invoeren.

Verstandiger commentatoren, zoals de eveneens groenlinkse, gewone (dus echte) hoogleraar Meindert Fennema (die men wel vaker op de behartigenswaardige opinies kan betrappen), Nausicaa Marbe en het Tweede Kamerlid Paul de Krom (VVD) brachten de zaak tot de juiste proporties terug door er op te wijzen dat het hier niet ging over vrijheid van meningsuiting, maar over geschiktheid voor een bepaalde functie. “Moet uitgerekend iemand die zúlke oorlogszuchtige taal uitslaat een vertrouwenspositie binnen Defensie gaan bekleden? Wat heeft hij daar eigenlijk te zoeken?”, vroeg Paul de Krom zich af. Een intrigerende imam is evenzeer ongeschikt om militairen geestelijk te laven als een pacifistische priester. “Vrijheid is geen blijheid als je niet weet welke ernstige consequenties vrijheden met zich mee kunnen brengen”, schreef arrogante Ali zelf. Youssef Azghari meende dat hij wel een cursus verantwoord gebruik van de vrijheid van meningsuiting kan gebruiken en dat hij op zijn minst excuses moest aanbieden voor zijn ‘foute uitspraken’: “in dat geval heeft niemand het recht hem zijn nieuwe baan te weigeren”.

Afgeschreven Ali’s medestanders hebben in één opzicht gelijk: door zijn publicaties heeft hij de flak aangetrokken, terwijl zijn Turkse collega Souad Aydin, een lid van de fascistische organisatie Milli Görüs die er waarschijnlijk nog veel abjectere ideeën op na houdt, ongezien onder de radar is doorgeglipt.

De kwestie zou natuurlijk academisch moeten zijn. Zoals Hero Brinkman bij Pauw en Witteman (14/4) betoogde, is het vanwege een mogelijk loyaliteitsconflict ongewenst dat mensen met een dubbele nationaliteit in het Nederlandse leger dienen. Verreweg de meeste moslims hebben hun oude nationaliteit behouden. Bovendien zijn ze niet alleen primair solidair met het land van herkomst, maar ook met hun geloofsbroeders. Moslims, ook de ‘puur Nederlandse’, zijn gewoon niet te vertrouwen, zoals talloze gevallen van verraad (met als meest weerzinwekkende voorbeeld het doorspelen van atoomgeheimen door de Pakistaanse spion Khan) bewijzen. Hoe groot het gebrek aan rekruten ook is, door het aantrekken van islamitische soldaten komen we van de regen in de drup. Op één punt ben ik het overigens volkomen met Afghanenkampioen Ali eens: Nederland heeft in Afghanistan niets te zoeken. Als wij ons terugtrekken, bespaart dat niet alleen klauwen met geld (altijd welkom in deze crisistijd), maar zal het tekort aan militairen ook als sneeuw voor de zon verdwijnen.

Uit aangebrande Ali’s tirade tegen Balkenende moet men niet de conclusie trekken dat hij een principieel probleem heeft met deurmatten, vooral niet als hij degene is die er zijn voeten aan kan afvegen. Tot zijn meest vurige voorvechters behoort zijn vrouw Rabi’a (voorheen Rebecca) Frank. In haar ogen is ‘goedgebekte’ Ali “de beste moslim geestelijke verzorger die Nederland ooit zal kennen”. [Of ze weet dat atavistische Ali het maar intolerant vindt dat een moslim in Nederland niet met twee vrouwen mag trouwen?] Ook zij beklaagde zich over de ‘dubbele moraal’: “Andere columnisten in Nederland hebben wel ergere dingen gezegd dan hij, maar hun artikelen zijn ’scherp, tegendraads, of ongenuanceerd’. Die van hem ’extremistisch, fundamentalistisch, radicaal’. Zoek de verschillen.”

Als tot de islam bekeerde halve Joodse is ze een (tamelijk) uniek geval (helaas neemt de Joodse zelfhaat soms pathetische vormen aan: er bestaan naar verluid zelfs Joodse neonazi’s –en nee, daar reken ik Thomas von der Dunk niet toe). Rabi’a is een bekeerlinge van de meest fanatieke soort. Ze zag op haar achttiende het licht, wat haar toenmalige vriendinnen niet erg konden appreciëren. Ze heeft dan ook alleen nog maar moslimvrienden. Ze houdt zich strikt aan de strengste geloofsvoorschriften (ze luistert bijvoorbeeld nooit naar muziek). Ze heeft zelfs een tijd met een niqab rondgelopen (tegen de zin van haar echtvriend, voor wie de hatelijke opmerkingen die ze naar het hoofd geworpen kreeg moeilijk te verteren waren). In een van zijn columns beklemtoonde alternatieve Ali dat naar zijn mening de niqab niet door de islam wordt voorgeschreven, maar riep liberale moslims op vrouwen die er voor kozen het gelaat te bedekken niet in de rug aan te vallen: “ik kan werkelijk niet begrijpen dat een moslim (onnodig) drempels opwerpt voor een medemoslim”. Na drieënhalf jaar legde Rabi’a haar niqab weer af om haar man niet verder in verlegenheid te brengen.

Westerse vrouwen die zich tot de islam bekeren hebben twee in het oog springende kenmerken. (1) Ze zijn vrijwel altijd spuuglelijk, een gegeven dat de wens zich zoveel mogelijk te bedekken in een ander licht plaatst (als orthodoxe Joodse had Rabi’a hoogstens een pruik op mogen zetten). (2) Ze zijn vrijwel altijd stapelgek. Dat blijkt zonneklaar uit Rabi’a’s eigen uitspraken. “Als je net moslim wordt, ben je een spons. Je duikt erin. Ik werd er high van.” In de loop van de tijd ebde de roes echter weg en had ze een sterkere prikkel nodig: “Ik wilde weer iets doen wat echt wat van me vroeg. Ik wilde dat gevoel weer. Met de nikab voelde ik me meer compleet. Het is de kers op de taart. Ik voel me er geweldig in.” Ze gelooft heilig dat de niqab haar ‘paradijskansen’ vergroot: “Alles wat ik doe, doe ik om beloning, ik doe het voor Allah.” Dit lijkt verdacht veel op het genre zelfkwelling van anorexiepatiënten en meisjes die hun armen met scheermesjes bewerken.

Het dragen van een niqab door westerse bekeerlingen is niets anders dan een bewuste provocatie en roept dan ook de nodige vijandige reacties op. Daardoor kunnen ze zich wellustig wentelen in misplaatst zelfmedelijden. Alwetende Ali laat hetzelfde patroon zien: ook hij provoceerde er als ‘zelfbewuste moslim’ lustig op los, maar toen zijn onnadenkende woorden hem nadeel dreigden te gaan berokkenen kreeg de slachtofferrol snel een reprise. Ze zijn voor elkaar geschapen, de deurmat en haar gebieder.

Dit artikel is ook te vinden op de website Het Vrije Volk.