maandag, april 28, 2008

De paus en de pedo's.

Paus Benedictus XVI heeft tijdens zijn recente bezoek aan de VS (15 tot 21 april jl.) herhaalde malen zijn afschuw en schaamte uitgesproken over het pedofilieschandaal dat de rooms-katholieke kerk daar op zijn grondvesten heeft doen schudden. Tevens waste hij de Amerikaanse bisschoppen zo duchtig de oren over hun nalatigheid (niet alleen wat betreft het uit de roulatie halen van de daders, maar ook wat betreft het geven van het goede voorbeeld), dat ze er na afloop van de bijeenkomst volgens KRO-correspondent Stijn Fens als ‘geslagen honden’ bijstonden. De pedofiliecrisis heeft diepe wonden geslagen binnen de rooms-katholieke kerk van de VS: meer dan 4000 kinderen misbruikende priesters en diakens, meer dan 10.000 slachtoffers, meer dan 2 miljard dollar aan schadevergoedingen, waardoor zes bisdommen op de rand van het faillissement staan, en een (onherstelbare?) schade aan het vertrouwen in de kerkelijke hiërarchie.

Een team van het John Jay College voor Criminele Justitie heeft uitgebreid onderzoek naar deze kwestie gedaan. Daaruit kwamen o.a. de volgende zaken naar voren. De vierduizend kinderschenders representeren ca. 4% van de priesters die in de periode 1950 tot 2002 actief waren. Verreweg het meeste misbruik vond plaats van 1960 tot 1990 (vooral in de periode 1970-1980), recente gevallen zijn zeldzaam. Niet zelden was er alleen sprake van milde vormen van misbruik (suggestieve opmerkingen, seksuele voorstellen, of aanrakingen boven de kleren), maar in een derde van de gevallen ging het om platte (meestal orale of anale) seks. Ruim 80% van de belaagden waren van het mannelijk geslacht en adolescenten vormden de meerderheid (bij de helft ging het om 11 tot 14 jarigen). Verreweg de meeste handtastelijke priesters hebben zich slechts eenmalig of een beperkt aantal keren aan een kind vergrepen. Sommigen deden dat alleen in zeer stressvolle omstandigheden. De ‘seriële pedofielen’ vormden een minieme minderheid (149 geestelijken hadden meer dan 10 kinderen belaagd). Ze gingen zeer systematisch te werk en bereidden hun acties nauwgezet voor door het vertrouwen te winnen van gezinnen met kinderen en hun potentiële slachtoffers te ‘verleiden’ met cadeautjes, uitstapjes e.d. Ze legden een voorkeur aan de dag voor kinderen uit de lagere sociale milieus omdat deze meer behoefte hebben aan genegenheid en minder snel geloofd zullen worden). Ze hadden soms honderden slachtoffers op hun conto (berucht zijn de strooptochten van o.a. John Geoghan, Paul Shanley, Rudy Kos en Oliver O’Grady).

Een van de opvallendste aspecten van deze crisis is de haast waarmee door velen, zelfs door de paus, is betoogd dat het misbruik van kinderen niets met de prevalentie van homoseksualiteit onder Amerikaanse priesters te maken heeft, ondanks het feit dat de grote meerderheid van de slachtoffers jongens waren. Misschien zou men dit staande kunnen houden, als het hier overwegend ‘echte pedofielen’ had betroffen: mensen die zich aangetrokken voelen tot prepuberale kinderen, waarbij de sekse hen in de meeste gevallen niet veel uitmaakt (alleen zijn jongetjes voor geestelijken makkelijker te benaderen dan meisjes). In verreweg de meeste gevallen ging het echter om het misbruik van jongens in de tienerleeftijd (efebofilie, pederastie), waarbij de homoseksuele voorkeuren wel degelijk relevant zijn. Veel daders zijn dan ook het best te classificeren als instabiele, onvolwassen homoseksuelen.

Er is nog een tweede schandaal in de Amerikaanse kerk, waarover echter nauwelijks gerept wordt: de afgelopen decennia zijn honderden katholieke geestelijken overleden aan de gevolgen van AIDS. Het merkwaardige is dat, ook als de doodsoorzaak bekend is, de betrokkenen geen enkel verwijt wordt gemaakt, hoewel ze onmiskenbaar in drievoudig opzicht zwaar gezondigd hebben (volgens de katholieke leer zijn zowel seks buiten het huwelijk, als seks met iemand van het eigen geslacht, als sodomie taboe). Kritiek op homoseksuelen schijnt tegenwoordig echter voor velen een groter taboe te zijn dan kritiek op geestelijken die hun geloften schenden. Zelfs de slappe en leugenachtige aartsbisschop Rembert Weakland, die met geld van zijn bisdom een (volwassen) minnaar afkocht, werd in ‘progressieve kringen’ met fluwelen handschoenen aangepakt.

De prangende vraag is uiteraard hoe het zover heeft kunnen komen. De links-liberale dooddoener is dat alle ellende het gevolg is van het celibaat. Door onthouding zouden priesters zo gefrustreerd zijn geraakt dat ze zich uit nood vergrepen aan de enigen die zich niet konden verdedigen. Het afschaffen van het celibaat wordt overigens door velen gezien als het probate middel tegen tal van euvels in de katholieke kerk (priestertekort, het weglopen van gelovigen, etc.). Het celibataire priesterschap is een tamelijk uniek fenomeen. Bij alle andere godsdiensten mogen geestelijken trouwen (bij sommige moeten ze dat zelfs). Alleen monniken zijn, ook in de oosterse religies, altijd ongehuwd. Binnen de meest verwante traditie, die van de oosters orthodoxe kerken, dienen alleen de bisschoppen ongehuwd te blijven en mogen lagere geestelijken trouwen, mits ze dat voorafgaand aan hun wijding doen.

Waar het waanidee vandaan komt dat priesters die blijk geven van een voorliefde voor tienerjongens na afschaffing van het celibaat hun voorkeuren zullen verleggen naar volwassen vrouwen, is me een raadsel, aangezien volwassenen ook nu al binnen hun bereik liggen. Dat het huwelijk geestelijken niet tegen perverse neigingen beschermt, wordt overtuigend bewezen door het recente geval van de Overbergse dominee die kinderporno verzamelde en niet van kleine meisjes af kon blijven (en die, zoals gebruikelijk, een ergerlijk lage straf kreeg). Veel pedofielen zijn getrouwd en misbruiken de eigen (stief)kinderen.

Het celibaat heeft voor de katholieke kerk niet alleen praktische voordelen (een priester hoeft geen tijd aan vrouw en kinderen te besteden, zodat hij fulltime beschikbaar is voor zijn parochianen, en er zijn geen complicaties bij de veelvuldige overplaatsingen), maar het heeft ook een diepere theologische betekenis. Door af te zien van een huwelijk geeft de priester ook nageslacht en daarmee een vorm van onsterfelijkheid op: hij zet als het ware al zijn kaarten op het bestaan van een God en een hiernamaals –een andere vorm van onsterfelijkheid. Aangezien geen geestelijke zoveel pretenties heeft als de rooms-katholieke priester (die zich de poort naar de hemel waant), vind ik dat offer eigenlijk wel passend.

Het probleem is dan ook niet het celibaat. Het probleem is de corruptie die inherent is aan de aanwezigheid van een groot aantal (stiekeme) homoseksuele geestelijken binnen de Amerikaanse kerk en hun houding ten aanzien van seksualiteit. Deze wordt gekenmerkt door een hoge mate van hypocrisie: zo beweren homoseksuele priesters graag dat het celibaat alleen betekent dat je niet mag trouwen, niet dat je geen seks mag hebben. Dat is natuurlijk onzin: volgens de katholieke leer is seks buiten het huwelijk niet toegestaan, dus niet trouwen impliceert geen seks. Sommigen wijten de seksuele aberraties waaraan veel (Amerikaanse) priesters zich schuldig maken aan de negatieve attitude ten aanzien van homoseksualiteit in het algemeen –alsof homo’s in landen waar deze geneigdheid wel geaccepteerd wordt geen wangedrag vertonen. Ondanks de ‘homofobe’ aspecten van de katholieke leer maakt men wel degelijk onderscheid tussen priesters die er discreet een monogame relatie op nahouden en degenen die over de schreef gaan door misbruik van jongeren of promiscue gedrag. Als homoseksuele priesters met wantrouwen bejegend worden, hebben ze dat toch echt te wijten aan de zwarte schapen in hun midden.

Er zijn natuurlijk altijd al homoseksuele priesters geweest en sommigen zijn hoog gestegen in de kerkelijke hiërarchie, tot aan de ‘Stoel van Petrus’ toe. Tijdens de Renaissance had men vaak openlijk lak aan het burgermansfatsoen. Zo ging paus Julius III zich te buiten aan homoseksuele orgiën met straatjongens die hij tot kardinaal had verheven (en dat is toch nog wel een graadje erger dan de pausen die hun onwettige zonen tot kardinaal bombardeerden). Hoewel de opvolgers van Petrus hun taak tegenwoordig een stuk serieuzer nemen, mag de toewijding van sommigen aan het celibaat betwijfeld worden. Over de ogenschijnlijk zo brave paus Paulus VI gaan hardnekkige geruchten geruchten dat hij werd gechanteerd (o.a. door communisten en carabinieri) vanwege zijn relatie met een toneelspeler. Sommige samenzweringsadepten beweren zelfs dat hij een homoseksuele coup in het Vaticaan heeft gepleegd door de Curie vol te stouwen met geestverwanten en door het Tweede Vaticaanse Concilie (door hem voorbereid en grotendeels voorgezeten) te misbruiken om de traditionele kerkleer te ondermijnen. De infiltratie van homoseksuelen heeft echter nog nooit de groteske vormen aangenomen die het nu in de Amerikaanse kerkprovincie heeft.

Volgens het opzienbarende boek The Rite of Sodomy begon de Amerikaanse kerk aan het begin van de twintigste eeuw uit de rails te lopen door de verderfelijke invloed van de homoseksuele kardinalen William O’Connell en Francis Spellman. De meeste wortels van het probleem liggen echter in de woelige jaren zestig en zeventig, toen een groot aantal priesters door een verkeerde interpretatie van de besluiten van het Tweede Vaticaanse Concilie, invloeden van het hippiedom en cultureel-marxistische agitatie van hun wortels werden losgerukt. De ‘progressieve’ heteroseksuelen traden massaal uit om te gaan trouwen, hun homoseksuele geestverwanten bleven in de kerk en verwoestten die van binnenuit. Deze vrijgevochten geesten besloten dat hun geaardheid ‘door God gegeven’ was en dat ze hun seksualiteit vrijelijk, en in eigen kring ook openlijk, mochten beleven. De homoseksuele netwerken en cliques bloeiden als nooit tevoren. Degenen die meenden dat deze niet schadelijker waren dan, bijvoorbeeld, de Ierse cliques hebben zich grandioos vergist. Homoseksuele priesters steunen elkaar vaak door dik en dun en hierdoor (en door het feit dat paus Johannes Paulus II niet geïnteresseerd was in de interne organisatie van de kerk en de bisschopsbenoemingen grotendeels aan anderen overliet) kon een toenemend aantal van hen een hoge positie bereiken in de kerkelijke hiërarchie, tot het niveau van aartsbisschop en leider van een seminarie toe (recente voorbeelden zijn de kardinalen Joseph Bernardin en Theodore McCarrick).

Het probleem werd steeds groter door het feit dat heteroseksuelen zodanig afknapten op de homo-erotische sfeer in veel seminaries en ook zodanig buitengesloten werden, dat velen hun roeping opgaven. De rooms-katholieke kerk is altijd volstrekt helder geweest in de opvatting dat homoseksuelen niet thuishoren in het geestelijk ambt, maar door het priestertekort en het feit dat ook de ‘poortwachters’ voor een aanzienlijk deel gecorrumpeerd waren, werd vrijwel iedereen, behalve misschien de al te opzichtige relnicht, tot de seminaries toegelaten. Rudy Kos, bijvoorbeeld, was gescheiden en had al een reputatie als kinderschender voor hij seminarist werd. Als gevolg van dit alles is het percentage homoseksuelen onder Amerikaanse priesters schrikbarend gestegen. De schattingen variëren van ca 25% tot meer dan 50%, waarbij het hogere getal vermoedelijk dichter bij de waarheid ligt. Daarmee loopt het priesterschap niet alleen het gevaar een homoseksuele professie te worden, maar is het dat eigenlijk al. Bijkomende problemen zijn het feit dat Amerikaanse priesters zichzelf tegenwoordig meer zien als een soort maatschappelijk werker dan als een geestelijk leidsman en het feit dat priesters in de toenemend hedonistische Amerikaanse maatschappij verleerd hebben zichzelf iets te ontzeggen –of dat nu een fraaie woning, een aangename vakantiereis, of seks is.

Theoretisch gezien is er geen fundamenteel verschil tussen een celibataire heteroseksuele priester en een celibataire homoseksuele priester en natuurlijk zijn er fatsoenlijke, goed functionerende en zich aan alle regels houdende homoseksuele geestelijken (zoals de zelfs tot reclamespotjes doorgedrongen BP-er Antoine Bodar). In de praktijk is er echter wel degelijk verschil. Homopriesters staan aan veel meer verleidingen bloot en bezwijken dus gemakkelijker. Terwijl er alle mogelijke moeite wordt gedaan om heteropriesters verre te houden van vrouwen (door ze bijvoorbeeld te chaperonneren en ze met oude en onaantrekkelijke huishoudsters op te zadelen), worden homopriesters juist opzettelijk met de objecten van hun verlangens samengebracht. Vaak in een intieme setting, zodat de kat wel heel stevig op het spek wordt gebonden. Daar komt nog bij dat de kloof die tussen hen en de hoekstenen van de katholieke samenleving gaapt nog dieper is dan het toch al bijna onoverbrugbare dal tussen de heteropriesters en hun flink geseculariseerde kudden. En last but not least wekken ze veel ressentiment op bij de heteropriesters, niet alleen door hun irritante onderlinge solidariteit, maar ook omdat de offers die het celibataire leven vergt niet te vergelijken zijn: heteropriesters geven een bijna even verheven roeping, het vaderschap, op, terwijl homopriesters niets anders opgeven dan een zondig bestaan. De hernieuwde poging van paus Benedictus om mannen met homoseksuele verlangens buiten de seminaries te houden, is dus wel degelijk zinvol. Dan maar wat minder aanmeldingen: de huidige paus heeft liever goede priesters dan vele priesters.

Hoeveel minderjarigen er werkelijk slachtoffer van de pedofielen en pederasten binnen de Amerikaanse geestelijkheid zijn geworden, zal wel altijd duister blijven. Verreweg de meeste gevallen van misbruik zijn al lang en breed verjaard. Veel kinderschenders zijn overleden of seniel. Te bewijzen valt er meestal niets meer. Sommige slachtoffers houden ook nu nog hun mond, uit schaamte of uit misplaatste solidariteit met de kerk. In hun verlangen om het schandaal zoveel mogelijk binnenskamers te houden hebben bisschoppen ingestemd met gigantische schadevergoedingen (gemiddeld meer dan een miljoen per klager), vaak ongeacht de overweging of een slachtoffer een keer in het kruis was getast of jarenlang anaal was verkracht. Dit kan klagers hebben aangelokt die voordien niet beseften dat ze zielig waren.

De katholieke hiërarchie in de VS heeft opzichtig gefaald in haar pogingen de pedofiliecrisis te beteugelen. Voor een beter begrip moeten wij ons echter het volgende realiseren. Niemand van de betrokkenen heeft de ernst en omvang van het seksuele misbruik juist ingeschat (of zelfs maar kunnen inschatten) omdat vele slachtoffers er tot voor kort het zwijgen toe deden (het meeste misbruik vond plaats vóór 1990, het overgrote deel van de klachten dateert van na 1990, vele zelfs van na 2000). Degenen die wel alarm sloegen, werden vaak niet geloofd (zelfs niet door hun eigen ouders). Daarbij komt nog dat slechts langzaam begint door te dringen dat een seksuele perversie niet te genezen is. Men kan de katholieke gezagsdragers nauwelijks verwijten dat ze deze harde waarheid niet hebben onderkend, als vele ‘deskundigen’, zoals rechters en psychiaters, op dit punt eveneens in gebreke zijn gebleven (en nog steeds in gebreke blijven, gezien de ridicuul lage straffen die aan pedofielen en incestplegers worden uitgedeeld). In de periode dat het meeste misbruik plaatsvond, werd er allerwegen aanzienlijk minder zwaar getild aan seksuele relaties met minderjarigen dan tegenwoordig: in onze eigen Eerste Kamer zat van 1963 tot 1977 een verklaarde pederast en pedofiliepromotor, de PvdA-senator Edward Brongersma, die zelfs nog met een ridderorde werd beloond voor zijn ‘grote verdiensten’. Veel bisschoppen stuurden kindermisbruikers, vooral degenen die meermalen de fout ingegaan waren, naar deskundigen voor evaluatie en/of behandeling en plaatsten ze pas weer in een parochie als ze het groene licht gekregen hadden. Het feit dat een aantal van deze ‘deskundigen’ zelf aan AIDS is overleden, roept echter de nodige twijfel aan hun expertise op. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat veel van hun cliënten vrolijk verder gingen met het belagen van kinderen. Ten slotte, katholieken, geestelijken vooral, wordt met de paplepel ingegoten dat ze zondaars moeten vergeven en ze (desnoods herhaaldelijk) een nieuwe kans moeten geven. Dat er dus kerkleiders waren die meenden dat oprecht (lijkend) berouw, een langdurige retraite en veel bidden voldoende waren om pedofielen weer op het rechte pad te brengen, is niet zo vreemd als het lijkt.

De klunzige pedofiliebevorderaars kunnen in drie categorieën onderverdeeld worden. (a) De goedgelovigen: de herderlijke figuren die hun dwalende schapen tot inkeer wilden laten komen en tot de kudde wilden terugvoeren. (b) De institutionalisten, voor wie de bescherming van de reputatie van de kerk en het priesterschap bovenaan stond en voor wie het leed van de slachtoffers (dat ze trouwens stelselmatig onderschatten) van ondergeschikt belang was. (c) De (actieve) homoseksuelen, die chantabel waren, ook als ze zich zelf niet met dergelijke praktijken afgaven, en die vaak nauw bevriend waren met handtastelijke priesters. Enige voorbeelden van de laatstgenoemde soort: Kardinaal Joseph Bernardin was de kamergenoot van Mgr. Frederick Hopwood, die er later van beschuldigd werd meer dan 100 jongens te hebben misbruikt. Aartsbisschop Rembert Weakland (Weakling zou een toepasselijker naam zijn) verblikte of verbloosde niet toen hij een 14-jarige jongen in het bed van een van zijn priesters aantrof, zodat hij, na eerst de kas van zijn aartsbisdom geplunderd te hebben om zijn eigen minnaar af te kopen, ook nog eens 595.000 dollar bijeen moest schrapen om dit slachtoffer schadeloos te stellen.

Er is nogal wat twijfel over de rol van de huidige paus Benedictus XVI bij het ‘in de doofpot stoppen’ van het kindermisbruik door priesters. In een door het Britse episcopaat fel bekritiseerde BBC-rapportage werd hij ervan beschuldigd in zijn functie van Prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer (de vroegere Inquisitie zeggen papenhaters er altijd bij) een ‘geheime aanwijzing’ te hebben gegeven aan bisschoppen om de burgerlijke autoriteiten niet op de hoogte te stellen van beschuldigingen van kindermisbruik tegen priesters. Crimen Sollicitationis, het oorspronkelijke document (daterend uit 1962), had echter betrekking op de behandeling door een kerkelijke rechtbank van zaken tegen priesters die het sacrament van de biecht hadden geschonden. De deliberaties daar moesten geheim blijven, al stond het iedereen die niet als ‘aangever’ of anderszins bij de behandeling betrokken was (het slachtoffer zelf bijvoorbeeld) vrij om de burgerlijke autoriteiten op de hoogte te stellen. Het geschrift was in eerste instantie zo geheim dat de meeste bisschoppen het niet kenden en na interventie van Kardinaal Ratzinger zo niet-geheim dat het gewoon op de website van het Vaticaan stond.

Er zijn mensen die de heilige overtuiging koesteren dat alle katholieke priesters stiekeme homo’s zijn en die in het feit dat paus Benedictus de traditionele rode instappers draagt (waarvan er ooit een paar door Prada schijnt te zijn vervaardigd) en het feit dat zijn privésecretaris geen belediging voor het oog is, al voldoende bewijs zien dat ook hij tot het geheime genootschap behoort. Door zijn ‘homofobe’ uitspraken en maatregelen heeft hij zich echter dusdanig impopulair gemaakt in homokringen dat er, o.a. via het internet, verwoede pogingen zijn gedaan hem te outen –zonder resultaat. Zijn vroegere studiegenote Uta Ranke-Heinemann (dochter van de voormalige Bondspresident Gustav Heinemann) beschrijft hem als iemand ‘zonder enige erotiek’ en ik denk dat we hem gerust kunnen scharen onder de a-seksuelen (ja heus, die bestaan), die geen flauwe notie hebben van de destructieve kanten van de seksualiteit. Benedictus behoort dan ook eerder tot de ‘goedgelovigen’ dan tot de ‘hypocrieten’. Omdat voor hem problemen met het celibaat in de eerste plaats voortvloeien uit een ‘zwakte van geloof’, was hij ook lang geneigd de oplossing te zoeken in boete en bidden. De gebeurtenissen van de afgelopen jaren hebben hem de ogen geopend. Hoe bescheiden zijn pogingen tot nu toe ook zijn, hij heeft als eerste een hooggeplaatste geestelijke (nogwel een favoriet van paus Johannes Paulus II) Marcial Maciel Degollado, de stichter van de Legionaries of Christ, die was beschuldigd van seksueel misbruik van seminaristen, uit zijn functie ontheven en veroordeeld tot een leven van ‘bidden en boetedoening’ en hij heeft de eisen die aan toekomstige seminaristen worden gesteld flink aangescherpt. Sommige critici betichten hem ervan ook zelf 'homovriendelijke' bisschoppen te hebben aangesteld (aan aartsbisschop Donald Wuerl zit zeker een luchtje), maar dat bewijst voornamelijk dat het lastig is vanaf afstand een goed oordeel over een kandidaat te vormen.

Paus Benedictus heeft tijdens zijn bezoek aan de VS een ontmoeting gehad met een zestal slachtoffers van misbruik (waaronder één vrouw). Niet iedereen in het Vaticaan kon dat waarderen, want men is doodsbang voor de Amerikaanse claimcultuur en de gevolgen die het kan hebben als het Vaticaan gebrandmerkt wordt als een mededader (met wel heel diepe zakken): in één geval is er al een schadevergoeding toegekend van 30 miljoen dollar (later verlaagd naar het nog altijd respectabele bedrag van 7 miljoen). De meeste slachtoffers zijn er nu wel van overtuigd dat de paus het ‘vat’. Zijn herhaalde spijtbetuigingen zijn een stap in de goede richting, maar zeker niet voldoende. Een voortwoekerend abces is maar op één manier te genezen: een scalpel erin zetten. Of er ook werkelijk koppen gaan rollen staat te bezien. Tot nu toe heeft er maar één prelaat, Kardinaal Bernard Law van Boston (waar het schandaal het eerst losbarstte) het veld geruimd -en hij kreeg een mooie post in het Vaticaan. De paus moet hard doorpakken en dat plaatst hem voor een dilemma. De rooms-katholieke kerk is geen multinational waar men korte metten maakt met falende managers, maar een grote familie. Het stuit de paus ongetwijfeld tegen de borst zijn ‘broeders in het ambt’ af te vallen en bovendien: als hij iedereen die in deze kwestie geblunderd heeft zijn congé geeft, houdt hij geen episcopaat meer over in Amerika. Het is bovendien zeer lastig een obstinate bisschop uit het ambt te zetten. [Dat is wel gebleken bij de escapades van de Afrikaanse aartsbisschop Emmanuel Milingo, die de hele Curie shockeerde door in een massahuwelijk met een ‘Moony’ te trouwen. Hij werd naar een klooster verbannen en, na het wijden van enkele getrouwde mannen tot priester, geëxcommuniceerd, maar hij is nog steeds bisschop.] Het Vaticaan werkt nu wel aan een regeling die het makkelijker moet maken geestelijken die kinderen verkrachten uit het ambt te zetten.

De slachtoffers zullen echter pas tevreden zijn als de ergste episcopale zondaars afgestraft zijn, vooral de bisschoppen die er nauwe betrekkingen met erkende pedofielen op nahielden. Voor velen staat de 'Teflon Kardinaal’ Roger Mahony, de aartsbisschop van Los Angeles (bij de meer conservatieve katholieken ook vanwege zijn verkrachtingen van de liturgie en zijn agitatie ten behoeve van illegale immigranten zeer impopulair), bovenaan de afschietlijst. Hij heeft een van de ergste kinderschenders jarenlang de hand boven het hoofd gehouden en zijn aartsbisdom bijna het faillissement ingedreven door het toekennen van wel zeer ruimhartige schadevergoedingen aan de slachtoffers (in totaal 660 miljoen dollar voor ruim 500 personen), alleen om te voorkomen dat hij zichzelf in een openbare rechtszitting voor zijn beleid zou moeten verantwoorden. Voorwaar een waardige zondebok.

Naschrift:

Als atheïst in hart en nieren (3e generatie en nog uit een oorspronkelijk protestants nest ook) ben ik uiteraard niet primair geïnteresseerd in de interne strubbelingen van de rooms-katholieke kerk, al zou het me spijten als een instituut met een traditie van bijna 2000 jaar aan de intriges van homoseksuelen ten onder zou gaan. Wat mij vooral frappeert is het volgende:

(1) Het is verbluffend met welk gemak homoseksuele geestelijken die ‘hun geaardheid geaccepteerd hebben’ hun seksualiteit loskoppelen van hun overige opvattingen en ieder ethisch besef overboord smijten. Een ‘fraai’ voorbeeld is het gedrag van een aalmoezenier bij de marine, die onlangs tot twee jaar gevangenis werd veroordeeld voor o.a. het seksueel misbruiken van een ondergeschikte (die bij hem kwam voor begeleiding) en geslachtsverkeer met een luchtmachtofficier die hij verzwegen had dat hij met HIV was besmet, ofschoon de man er nadrukkelijk naar had gevraagd. Hij schond daarmee niet alleen zijn priesterlijke celibaatgelofte, maar ook zijn eed als officier en zijn plichten als hulpverlener. Hoe iemand dit met zijn geweten in overeenstemming kan brengen, is mij een raadsel. Het is misschien naïef, maar ergens heb ik nog steeds het idee dat gelovigen een hoogstaander moraal (zouden moeten) hebben dan heidenen als ik –al was het alleen maar om een ‘helse bestraffing’ te ontlopen.

(2) De Amerikaanse bisschoppen waren bepaald niet de enige enablers van de pedofiele en pederastische priesters. Ook de liberale katholieke organisaties, die vaak onder leiding stonden (en staan) van uitgetreden priesters en nonnen, hebben hierbij een zeer dubieuze rol gespeeld. Zij zagen in deze in politiek opzicht meestal links angehauchte geestelijken waardevolle bondgenoten in hun strijd om de kerk te ‘moderniseren’. Er zijn opvallende parallellen te constateren tussen de politiek-correcte houding ten aanzien van moslims en de politiek-correcte houding ten aanzien van homoseksuelen. In beide gevallen wordt gedrag vergoelijkt dat niet te vergoelijken is. In Amerika hebben de mainstream media zorgvuldig vermeden progressieve bisschoppen in verlegenheid te brengen. In Nederland waren het tot voor kort het vooral de linkse gutmenschen die zich opwierpen als pleitbezorgers van de homoseksuelen, maar bij de steeds vaker voorkomende botsingen tussen homo’s en moslims kiezen dezen tegenwoordig steevast de kant van de moslims. Rechtse auteurs (en partijen) hebben het estafettestokje overgenomen (sommigen schrijven over ‘onze homo’s’ op precies dezelfde onkritische en vertederde toon als de leden van de linkse kerk ten aanzien van ‘onze moslims’ bezigen), naar mijn mening niet zozeer omdat ze echt sympathie voor homo’s hebben, maar vooral om moslims de voet dwars te zetten. [Steeds meer homo’s stemmen dan ook op rechtse partijen.] Dit is een ontwikkeling waar ik niet onverdeeld gelukkig mee ben.

(3) Evenals Mark Bogaers erger ik mij aan de ‘fundamentalistische atheïsten’, die zich dikwijls even bekrompen tonen als de fundamentalistische gelovigen. Het pedofilieschandaal wordt door velen misbruikt als een stok om de katholieke hond te slaan. Militante atheïsten en secularisten hebben sterk de neiging alle godsdiensten over één kam te scheren. Ten onrechte. Er zijn fundamentele verschillen tussen het huidige christendom en de huidige islam -maar ze hebben wel gemeenschappelijke belangen, o.a. de mogelijkheid om vrijelijk hun geweten te kunnen volgen bij zaken die voor hen van wezenlijk belang zijn (het is bijvoorbeeld belachelijk dat in Engeland katholieke adoptieorganisaties gedwongen worden kinderen bij homoparen te plaatsen). Vooral de katholieke kerk, met 1,2 miljard aanhangers, is een onmisbare bondgenoot in de strijd voor het behoud van de westerse waarden. Daaraan heeft de huidige paus zich, o.a. in de door islamieten zo verketterde Regensburger Rede, uitdrukkelijk gecommitteerd, als een van de weinige westerse leiders. Hij heeft zich bovendien als kardinaal altijd uitgesproken tegen de toetreding van Turkije tot de EU en hij heeft er nooit moeite mee gehad zich te verstaan met vooraanstaande atheïsten als Jürgen Habermas, Marcello Pera en Oriana Fallaci. Katholieken worden door godsdiensthaters echter zo onophoudelijk geschoffeerd, dat dit hen wel eens in de armen van de moslims zou kunnen drijven -en dan zijn voor de atheïsten pas echt de rapen gaar.

Dit artikel is ook te vinden op de website Het Vrije Volk (deel 1 & deel 2)