dinsdag, november 06, 2007

Discriminatie moet kunnen.

Vorige week ontstond een storm in een glas water over het voornemen van het Amsterdamse CU-deelraadslid Yvette Lont (een ex-hoer van het ergste soort die zich heeft opgewerkt tot een zwarte Jeanne D’Arc) om bij het eerstvolgende partijcongres een voorstel in te dienen om praktiserende homoseksuelen uit te sluiten van bestuurs- en vertegenwoordigende functies in de partij. Vermoedelijke aanleiding was het recente terugtreden van het Wageningse raadslid Monique Heger, nadat duidelijk geworden was dat haar bekering tot de lesbische liefde bij een groot deel van de steunfractie weerstanden opriep. Tweederde van de regiohoofden bleek het standpunt van Lont te onderschrijven, evenals een meerderheid van de leden (waarvan er één zich uitvoerig beklaagde over de door de partijleiding uitgeoefende gewetensdwang). Dit bracht partijleider André Rouvoet in een lastig parket: als regeringspartij kan de CU niet het verwijt op zich laden zich aan discriminatie schuldig te maken, maar hij wilde liever niet een groot deel van de achterban voor het hoofd stoten. Onder druk van andere politieke partijen (de afdeling Amsterdam Zuidoost van de VVD diende zelfs een aanklacht tegen Lont in) ging hij uiteindelijk overstag en keerde hij zich dapper tegen discriminatie van homoseksuelen in de partij. Lont trok na overleg met de partijtop haar voorstel in, omdat ze erop vertrouwt dat er intern een stevige discussie over het onderwerp zal plaatsvinden: op het congres zal worden gesproken over een gedragscode voor alle CU-vertegenwoordigers (waarbij om de homoknuffelaars tegemoet te komen geen onderscheid zal worden gemaakt tussen de zondige gedragingen van homo’s en hetero’s).

Het zal misschien verbazing wekken, maar ik geef Yvette Lont groot gelijk. Als atheïst ben ik niet echt bedreven in bijbelexegese, doch het is zelfs voor mij zo klaar als een klontje dat volgens de bijbel ‘de Heere’ niet bepaald welwillend neerziet op homoseksuelen, met name niet op degenen die zich aan sodomie te buiten gaan. Een partij die beweert politiek te bedrijven met de bijbel als richtsnoer kan dan ook niet anders dan homoseksualiteit afwijzen. Lont keert zich in haar voorstel expliciet tegen praktiserende homoseksuelen: niet de geaardheid wordt dus gehekeld, maar het gedrag. [De katholieke kerk benadert het probleem op overeenkomstige wijze. Moslims, daarentegen, doen precies het omgekeerde: zij veroordelen de geaardheid, maar praktiseren het gedrag dat het een lieve lust is.] Eerlijk gezegd begrijp ik niet waarom homoseksuelen lid zouden willen zijn van een partij die hun favoriete seksuele handelingen als zondig beschouwd. Als ze per se christelijke politiek willen bedrijven, kunnen ze zich beter aanmelden bij het CDA (dat een openlijk lesbisch regeringslid –Minister van Landbouw Gerda Verburg- in de gelederen heeft). Zijn ze niettemin vastbesloten tot de CU toe te treden, dan hebben homoseksuelen altijd nog de optie een celibatair leven te leiden of hun geaardheid geheim te houden. Ik ben er trouwens van overtuigd dat een heteroseksueel die zich op overspel beroemt bij de aanhangers van deze partij evenmin veel genade zal vinden.

Sommige critici van Lont beroepen zich op de Grondwet, die naar hun inzicht politieke partijen verbiedt te discrimineren. Dit is een foutieve interpretatie: artikel 1 van de grondwet gebiedt slechts de overheid haar onderdanen in gelijke gevallen gelijk te behandelen. [In deze formulering ligt al meteen een aanzienlijke mate van onzekerheid besloten, want wanneer zijn gevallen gelijk?] De overheid mag niet discrimineren, hetgeen impliceert dat naast overheidsinstellingen ook overheidsdienaren die handelen uit hoofde van hun functie en (grotendeels) met overheidsgeld gefinancierde organisaties niet mogen discrimineren (ambtenaren van de burgerlijke stand mogen dus in principe niet weigeren een homohuwelijk te sluiten –maar dat wordt bijbelvaste christenen door deze regering juist wél toegestaan). Het feit dat de CU een regeringspartij is, maakt deze organisatie niet tot onderdeel van de overheid. Er staat nergens in de grondwet dat particulieren of particuliere organisaties niet zouden mogen discrimineren. Dit verbod is neergelegd in de Wet Gelijke Behandeling, waarvan de uitvoering wordt bewaakt door de vooringenomen en veelbekritiseerde Commissie Gelijke Behandeling. Ik acht een verbod op discriminatie door particulieren onzinnig en wel om de volgende redenen:

(1) Discriminatie (= het maken van onderscheid tussen wij en zij) is een natuurlijk fenomeen. Sociobiologen beweren dat dit gedrag in onze genen verankerd en in evolutionair opzicht noodzakelijk is. Menig primitief volk duidt zichzelf aan met een naam die er geen twijfel over laat bestaan dat ze zich als de enige ware mensen beschouwen. Discriminatie uitroeien is dus bij voorbaat een bijna onmogelijke opgave. De opvattingen over wie er tot de in- respectievelijk outgroup gerekend dienen te worden variëren naar gelang de omstandigheden. Er is dus een zekere ruimte voor beïnvloeding door de overheid, maar dwang werkt averechts.

(2) Welke handelingen en uitspraken als discriminatie beschouwd dienen te worden, is zeer eenzijdig gedefinieerd. In de praktijk blijken alleen blanken (en dan nog voornamelijk niet-islamitische blanke mannen) zich aan discriminatie schuldig te kunnen maken. Even stuitende pogingen tot uitsluiting door moslims, gekleurden en vrouwen worden niet als bestrijdenswaardig beschouwd. Tegen etnische entrepreneurs die uitsluitend landgenoten aanstellen, wordt bijvoorbeeld zelden actie ondernomen. Excuus is meestal dat alleen discriminatie door blanken de slachtoffers werkelijk schaadt, wat baarlijke nonsens is.

(3) Discriminatie kan dikwijls onmogelijk bewezen worden. In de praktijk richt de overheid zich op een klein deel van een scala aan discriminatoire handelingen: met name discriminatie op de arbeidsmarkt en in de horeca. Discriminatie bij het vervullen van een vacature kan alleen bewezen worden als (a) de werkgever zo dom is hier openlijk voor uit te komen, of (b) de betrokkene de enige gekwalificeerde kandidaat is en desondanks wordt afgewezen. Dat zal tegenwoordig nog maar zelden gebeuren. Vermeende discriminatie wordt daarom bewezen met statistische methoden, met als gevolg een enorme druk op organisaties om ‘een afspiegeling van de samenleving’ te zijn, ongeacht het feit of de minderbedeelde groepen überhaupt in staat zijn genoeg adequaat opgeleide werkwilligen te leveren.

(4) Bij de bestrijding van discriminatie komt men veelvuldig in conflict met andere grondrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst. Welke keuze er in zo’n geval gemaakt dient te worden laat de regering bepalen door de van vertegenwoordigers van belangengroepen vergeven Commissie Gelijke Behandeling. Het is zo langzamerhand zonneklaar hoe het oordeel dan uitpakt: als het moslims betreft gaan de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van meningsuiting boven het tegengaan van discriminatie, als het de rest van de bevolking betreft geldt het omgekeerde. Het bestrijden van discriminatie in woord en geschrift leidt tot (zelf)censuur en op den duur tot het ontstaan van een soort gedachtenpolitie, wat niet ten onrechte geassocieerd wordt met de dictaturen van Hitler en Stalin.

(5) Anti-discriminatiewetgeving impliceert een onacceptabele inmenging in het privé-leven van burgers (ofschoon de privé-sfeer formeel is vrijgesteld van overheidsbemoeienis). Hoe onzinnig deze wetgeving is, wordt duidelijk als men in plaats van de arbeidsmarkt de relatiemarkt in ogenschouw neemt. Stel je voor dat je als racist gebrandmerkt wordt als je geen relatie wilt met een zwarte die jou wél ziet zitten. Of dat de overheid mensen kapittelt en beboet als hun vriendenkring niet gemengd genoeg is. Het is net zo absurd om een werkgever te verplichten (vaak minder geschikte) leden van minderheidsgroepen in dienst te nemen. Of om mensen te dwingen samen te werken met personen wier opvattingen diametraal tegenover de hunne staan (zelfs al is er een kans dat bekend ook bemind maakt). Dit is misschien nog wel ingrijpender aangezien de meeste werkenden heel wat meer tijd met hun collega’s dan met hun vrienden doorbrengen.

(6) Mensen hebben vaak een heel goede reden om te discrimineren.Discriminatie is risicoanalyse”, las ik ergens en zo is het maar net. Bij contacten met personen die je niet kent en die tot een groep behoren met gebruiken die je op het oog weinig kunnen bekoren, doe je er verstandig aan af te gaan op de ervaringen van anderen, gesublimeerd tot statistische waarschijnlijkheden. Er is een gerede kans dat dergelijke analyses ten onrechte negatief uitvallen voor de betrokkenen, maar het omgekeerde kan eveneens gebeuren (en daar hoor je nooit iemand over). Als de overheid discriminatie wil bestrijden dan moet zij risico’s verminderen, bijvoorbeeld door het werkgevers makkelijker te maken slecht functionerende werknemers te ontslaan.

Men kan hier tegen inbrengen dat discriminatie moreel verwerpelijk is en dus op principiële gronden bestreden moet worden. Daar valt wat voor te zeggen, met name als het gaat om uitsluiting vanwege lichamelijke kenmerken die men veranderen noch verbergen kan, zoals sekse, ras en (in iets mindere mate) leeftijd. De seksuele geaardheid kan men niet naar believen veranderen, daar zijn de meeste deskundigen het wel over eens, maar door de geschiedenis heen zijn er miljoenen seksueel ‘abnormalen’ geweest die hun geaardheid met succes verborgen hebben. Sommige homoseksuelen gedragen zich onnodig provocerend en moeten dan ook niet gek opkijken als afwijzing hun deel wordt. [Overigens worden andere seksuele minderheden, zoals pedoseksuelen en sadisten, door de overheid wel degelijk ongelijk behandeld, met vrijwel ieders instemming.] Met discriminatie vanwege kenmerken die op vrije keuze berusten, zoals religie of politieke overtuiging, heb ik de minste moeite. Ik heb bar weinig op met mensen die een verderfelijke ideologie als de islam of het communisme aanhangen en ik kan niet garanderen dat ik hen gelijk zal behandelen. Ik ben hierin bepaald niet uniek: de (linkse) politici die het schuim om de mond staat als homoseksuelen worden achtergesteld, discrimineren zelf met overgave als het mensen met opvattingen die hén tegen de borst stuiten betreft, zoals orthodoxe christenen en islamcritici (door hen steevast verketterd als islamofoben).

Zolang het een interne aangelegenheid blijft, maak ik me niet druk om het feit dat de SGP vrouwen als ondergeschikt aan de man beschouwt en geen vrouwelijke leden wil, of dat moslims homo’s verachten. Er is niemand die de slachtoffers van deze vooroordelen dwingt het lidmaatschap van de SGP te ambiëren, of moslim te worden. Het moet de vrouwen- en homohaters echter niet worden toegestaan hun ideeën aan anderen op te dringen, of op buitenstaanders in de praktijk te brengen. Ik vind ook niet dat het verboden zou moeten worden Marokkanen uit een disco te weren. Hoe pijnlijk dit voor de betrokkenen ook is, er zijn alternatieven genoeg -en mocht dat niet zo wezen, dan zouden die Marokkanen zich eens moeten afvragen waarom hun centen nergens welkom zijn. De kans dat we bij het afschaffen van het verbod op discriminatie weer bordjes tegen zullen komen als ‘slegs vir blanke’ of ‘verboten für Juden’ is uiterst gering: dit wordt door de publieke opinie niet geaccepteerd en kan zelfs tot een boycot leiden. Met name bij vermeend racisme is de publieke reactie fel (soms belachelijk fel), zoals voorzitter Johan Vermeersch van FC Brussels recentelijk ondervond: zijn wat onbehouwen maar terechte kritiek op een zwarte speler werd direct afgestraft met de aftocht van een belangrijke sponsor. Voor de overheid ligt naar mijn mening bij de bestrijding van deze vormen van discriminatie geen (wetgevende) taak.

Discriminatie door particulieren en particuliere organisaties moet kunnen. De overheid is vanwege de eigen verantwoordelijkheid echter wel gerechtigd discriminerende organisaties niet langer te subsidiëren. Naar mijn mening is de CU in veel opzichten opvallend tolerant: vrouwen en zwarten worden niet alleen niet achtergesteld, maar zelfs overhaast naar voren geschoven (waarvan Yvette Lont het levende voorbeeld is) en ik vraag me af of er andere partijen zijn waar een ex-prostituee gemeenteraadslid kan worden (ik heb een donkerbruin vermoeden dat de VVD in dit opzicht een stuk minder ruimdenkend is). Wat mij betreft mag de CU dus gerust de hand blijven ophouden bij de overheid. Dit geldt niet voor islamitische organisaties, die geen enkele vorm van discriminatie schuwen en die wat mij betreft in het geheel geen subsidie meer behoren te ontvangen. Helaas bewerkstelligt het intrekken van de subsidie vaak louter cosmetische aanpassingen: onder dreiging van subsidieverlies laat de SGP nu bijvoorbeeld vrouwelijke leden toe, maar zij hebben niets in te brengen als lege briefjes.

Dit artikel is ook te vinden op de website Het Vrije Volk.

donderdag, oktober 11, 2007

Pseudowetenschappelijke prietpraat.

Het enige weken geleden verschenen WRR-rapport Identificatie met Nederland, heeft –naar mijn mening volkomen terecht- een stortvloed aan kritiek losgemaakt.

Volgens het rapport wordt tegenwoordig allerwegen onderschreven dat de integratie van allochtonen mislukt is en hebben zelfs de politieke partijen het ideaal van de multiculturele samenleving laten vallen. Het integratiedebat is ‘verworden’ tot een identiteitsdebat. Van immigranten wordt geëist dat ze zich de Nederlandse identiteit eigen maken. Dat is om twee redenen ‘contraproductief’: (a) de Nederlandse identiteit is zo dynamisch en zo ondefinieerbaar dat immigranten geen idee hebben waaraan ze zich zouden moeten aanpassen en (b) de primaire identiteit van immigranten is zo 'robuust' dat pressie om deze op te geven tot grote weerstand leidt.

In plaats van over identiteit zou het debat moeten gaan over identificatie. De WRR onderscheidt drie vormen van identificatie. (1) Functionele identificatie: verbinding door gezamenlijke activiteiten in werk, school en wijk. Dan is er sprake van een gemeenschappelijk belang en een wederkerige afhankelijkheid. Discriminatie maakt functionele identificatie echter bij voorbaat onmogelijk. (2) Normatieve identificatie: gewoonlijk gaat het hier om het internaliseren van de normen (waartoe men ook gebruiken en tradities rekent) van de ontvangende samenleving. Volgens de WRR moet men zich echter niet alleen richten op het aanpassen aan de norm, maar ook op het aanpassen van de norm, zodat immigranten hun eigen normen kunnen inbrengen, met name op het gebied van religie en seksualiteit. (3) Emotionele identificatie: je thuis voelen in en trots zijn op je nieuwe vaderland. Die komt vanzelf als 1 en 2 geslaagd zijn.

Om succesvolle identificatie te bereiken raadt de WRR de volgende maatregelen aan:
- bestrijden van discriminatie op de arbeidsmarkt, met name op gemeentelijk niveau;
- bestrijden van segregatie in scholen;
- bevorderen van de veiligheid in buurten;
- bevorderen van de representatie van minderheden in politiek en media;
- toestaan van een dubbele nationaliteit.
Het kost niet veel moeite in deze aanbevelingen de bekende linkse stokpaardjes te herkennen (zo wonderwel overeenstemmend met de beleidsvoornemens van het huidige kabinet), die niet alleen in het verleden al grondig zijn afgeragd, maar voor ook het merendeel nutteloos zijn gebleken. Deze gratuite aanbevelingen zijn het onvermijdelijke resultaat van de aan alle kanten rammelende werkwijze.

De WRR is niet bepaald deskundig op de terreinen waarop men zich ongevraagd begeeft. De redactiecommissie onder leiding van professor doctor Pauline Meurs kreeg in de reacties op het rapport dan ook onder uit de zak van echte experts, zoals de socioloog Ruud Koopmans (bij de NRC), de historicus Frank Ankersmit (bij Trouw) en de historisch-letterkundige Herman Pleij (bij Pauw & Witteman), in tegenstelling tot de leden van de WRR allemaal gewoon en voltijds hoogleraar in hun vak –wat doet vermoeden dat het hier waarlijk wetenschappers betreft. Het meest stuitend is dat men de conceptversie aan een aantal deskundigen (waaronder bovengenoemde Ruud Koopmans en conservatief coryfee Wim Couwenberg) had voorgelegd, maar zich van hun aanmerkingen niets had aangetrokken. “De opzet van het rapport stond al vast”, oordeelde Couwenberg.

Met name de vermeende ontkenning van de Nederlandse identiteit oogstte in brede kring afschuw. Herman Pleij bezigde termen als “naïef” en “onnozel”. Hij wees erop dat men wel degelijk kan spreken van “collectieve mentaliteiten”: er zijn in de Nederlandse samenleving duidelijke constanten aanwezig die dateren uit de late Middeleeuwen en die niet alleen door Nederlanders zelf onderkent worden, maar ook door buitenstaanders. Hij noemde aspecten als het egalitarisme (dat zich o.a. uit in de gewoonte elkaar direct te tutoyeren), het belang van het gezin (dat zich o.a. uit in de voorkeur voor een thuisbevalling en huwende homo’s) en het individualisme (dat zich o.a. uit in de ontkenning van een gemeenschappelijke identiteit). De oproep van Trouw om de Nederlandse identiteit te benoemen leverde een lawine van reacties op. Opmerkelijk is dat de liefhebbers van culturele diversiteit vooral met denigrerende kwalificaties kwamen (zij fulmineerden over botheid, gierigheid, bekrompenheid, ed.).

In de meeste kritiek stond de onwetenschappelijkheid van het rapport voorop. Wim Couwenberg memoreerde dat je bij de WRR alleen binnenkomt als je tot het “linkse politieke establishment behoort”, onafhankelijke denkers zijn ongewenst. Niemand bewijst overtuigender de alomtegenwoordige bias dan Pauline Meurs c.s. zelf. In een reactie op de kritiek (met name die van Ankersmit) werd er de nadruk op gelegd dat de raad zich richt op een samenlevingsprobleem: “De behoefte aan gemeenschap in Nederland is groot, terwijl dezelfde gemeenschap door Europeanisering, globalisering, individualisering en migratie onder druk is komen te staan.” Het gevolg is dat steeds meer mensen –ook autochtonen- zich in Nederland niet meer thuis voelen, wat kan leiden tot “terugtrekgedrag” en zelfs “gewelddadige radicalisering”. Deze ontwikkelingen worden echter als onvermijdelijk, onomkeerbaar en zelfs gewenst beschouwd. De gestaag groeiende maatschappelijke weerstand (in tegenstelling tot wat de WRR doet voorkomen niet alleen bij het klootjesvolk, maar ook bij kerkgenootschappen, vakbonden en politieke partijen) wordt alleen geregistreerd. In het rapport houdt men zich slechts bezig met één van de genoemde veranderingen (migratie) en met de problemen die leden van één van de betrokken bevolkingsgroepen (de niet-westerse allochtonen) ondervinden. Er worden keuzes gemaakt die, zoals ook Ruud Koopmans constateert, “niet door wetenschappelijke motieven [lijken] te zijn ingegeven”. Daar komt bij dat het statistische materiaal waarvan de WRR zich bedient dikwijls een dubieuze vraagstelling kent en de vergaande conclusies helemaal niet toelaat.

De vooringenomenheid druipt uit bijna iedere alinea van het rapport. De intolerante tendensen binnen minderheidsculturen en verwerpelijke gedragingen van sommige leden daarvan worden “steevast als een reactie gezien op politiek en media die moslims in de orthodoxe of radicale hoek drijven”, merkt Koopmans op en hij vervolgt: “Ik weet wel dat dit vaak beweerd wordt –niet in de laatste plaats door die orthodoxen en radicalen zelf- maar dat maakt de bewering nog niet waar.” Niet de vrijwillig naar Nederland gekomen immigranten worden bekritiseerd vanwege hun onwil of onvermogen om zich aan te passen, maar de Nederlanders die niet openstaan voor de opgedrongen veranderingen. Aan moslims die zich door hun sterk ontwikkelde religieuze identiteit vijandig opstellen tegenover ongelovigen wordt nauwelijks een woord vuil gemaakt, terwijl autochtonen met een sterk ontwikkelde Nederlandse identiteit (waarvan zelfs de WRR het bestaan niet kan ontkennen) wordt verweten dat ze immigranten uitsluiten. Het rapport verheerlijkt personen met meervoudige identiteiten (mengelmensen) als de ideale bruggenbouwers, maar vergeet te vermelden dat de hoogste barrières tegen mengeling niet worden opgeworpen door de autochtonen, maar door de allochtonen, die niet alleen gemengde huwelijken afwijzen maar zelfs het liefst niet-vernederlandste huwelijkspartners uit het land van herkomst ophalen. Het pleidooi voor het toestaan van een dubbele nationaliteit wordt niet ingegeven door een miskenning van de realiteit, maar eerder door de vrees dat de politici hun eigen wetgeving serieus gaan nemen: de WRR spreekt van een “wijdverbreid empirisch gegeven dat niet kan worden teruggedraaid”, maar niettemin “steeds van vraagtekens [wordt] voorzien”. Waarom deze realiteit onveranderlijk zou zijn, blijft duister.

Er worden in het rapport met veel aplomb niets dan ‘karikaturen’ van de Nederlandse omgang met etnische minderheden en culturele diversiteit gepresenteerd. Zo doet de WRR het voorkomen dat er van immigranten van meet af aan identificatie met (c.q. loyaliteit aan) Nederland wordt geëist, terwijl in werkelijkheid het grootste deel van publiek en politiek deze identificatie pas verwacht als de ingeburgerde exoot zijn Nederlandse paspoort ophaalt. Wel wordt van de immigrant een in principe positieve attitude ten aanzien van de Nederlandse samenleving verlangd –en dat is zeker niet te veel gevraagd. De WRR stelt voor om de (door henzelf geïntroduceerde term) allochtoon weer af te schaffen en te vervangen door minder ‘grofmazige’ en meer ‘contextgebonden’ benamingen. Ook nu weer is het zonneklaar dat de door de raad verfoeide begripsverkrachting niet of nauwelijks voorkomt. De term allochtoon is in de plaats gekomen van het omslachtige ‘lid van een etnische minderheid’ en wordt alleen in algemene of onbepaalde zin gebruikt, niet om specifieke personen te omschrijven. De WRR rept verder van “stevige debatten” over de Nederlandse identiteit, terwijl die debatten pas recentelijk door hun eigen toedoen zijn aangezwengeld.

In hun eindoordeel wonden sommige critici er bepaald geen doekjes om. Frank Ankersmit was van mening dat het geschrift op alle fronten ‘beroerd’ scoorde: “Zo staan er in het rapport [behalve een evidente absurditeit als de bewering dat we vanwege de globalisering juist heel gelukkig zouden moeten zijn met Marokkanen die de band met hun land van herkomst blijven prefereren boven die met Nederland] nog meer onbewezen claims, contra-intuïtieve obiter dicta en politiek-correcte vroomheden, zoals de wenselijkheid van een dubbele nationaliteit. Voeg daarbij de talloze herhalingen, de sloppy argumentatie, de slechte empirische onderbouwing en de uitzonderlijke breedsprakigheid –en je kunt niet anders concluderen dat dit rapport een gemiste kans is.” Sylvain Ephimenco constateerde dat de raad zelf polariserend werkt: “Hij zoekt niet naar een compromis, maar probeert vooral zijn politieke ideaal met de verlostang uit de beleidsmatrix te rukken.” [Verdere kritiek is o.a. te vinden bij Afshin Ellian, Halbe Zijstra, Paul Lieben, Bart Jan Spruyt, Elma Drayer en last but not least, de ‘burgerjournalisten’ op het internet.]

Kenmerkend voor de reacties van de WRR op de vernietigende kritiek is de verbijsterende arrogantie. Voorzitter Wim van de Donk schilderde tijdens een bijeenkomst met vertegenwoordigers van de media de mensen die waarschuwen tegen de gevaren van onbelemmerde immigratie af als hopeloos ouderwets: “Migratie is de logica van de nieuwe economische orde. Anders kun je de zaak beter op slot doen en uitverkoop houden, met de rug naar de toekomst gekeerd.” In de uitzending van Buitenhof van 30 september, waar Van de Donk zich te weer trachtte te stellen tegen de verwijten van Ruud Koopmans, was een van zijn argumenten dat de WRR nu eenmaal ver voor de troepen uitmarcheert en daarom argwanend bekeken wordt. Wetenschappelijkheid betekent in zijn visie slechts dat men controleerbaar maakt hoe men aan zijn uitkomsten komt -over het wetenschappelijke gehalte van de assumpties die aan het onderzoek ten grondslag liggen echter geen woord. Pauline Meurs voelde zich bij haar repliek in het geheel niet geroepen om een serieuze poging te doen de bezwaren van de critici te weerleggen, maar draaide haar verhaal gewoon opnieuw af -voor het geval het domme publiek het nog steeds niet begrepen had. Dat had ze in het rapport zelf nog maar vier keer gedaan.

Het is mij onmogelijk gebleken Identificatie met Nederland te lezen zonder dat de stoom mij uit de oren komt. Zelden is mij een geschrift onder ogen gekomen dat zo aan elkaar hangt van de onbewezen aannames, politiekcorrecte waardeoordelen, overtrokken generalisaties en overbodige conclusies. Het beeld dat de WRR van Nederland schetst komt slechts bij vlagen overeen met de werkelijkheid. De raad strijdt tegen windmolens die men zelf heeft gebouwd en men trapt deuren in die men zelf met veel misbaar heeft dichtgetrokken. Het is, kortom, een aaneenschakeling van absurditeiten. Niet dat de auteurs van het rapport zich niet geweldig uitgesloofd hebben. Hele boekenkasten zijn overhoop gehaald in een vergeefse poging hun bevindingen een wetenschappelijk cachet te geven. Ondanks alle gebrul heeft de WRR echter niets meer dan een muis gebaard.

Dit artikel is ook te vinden op de website Het Vrije Volk.

zondag, oktober 07, 2007

Hoe een tsunami van moslims is weggedefinieerd.

Zo nu en dan koop ik de weekendeditie van de Volkskrant, bijvoorbeeld als de voorpagina een interessant artikel belooft. Deze keer viel mijn blik op een bijzonder intrigerende kop: Angst voor 'tsunami van moslims' is ongegrond. Aangezien ik zeker weet dat deze angst helemaal niet ongegrond is, bood zich een onweerstaanbare uitdaging aan.

De boude bewering is het derivaat van een interview met drs. Joop de Beer, hoofd van de afdeling prognose van het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) en voorheen hoofd van de afdeling bevolking van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), een op het oog deskundig en betrouwbaar man dus. Hij komt echter op een wel heel simplistische wijze tot deze geruststellende conclusie. Volgens het CBS bedraagt het percentage niet-westerse allochtonen in 2050 16% van de Nederlandse ingezetenen. De religieuze affiliatie van allochtonen wordt niet systematisch bijgehouden, maar het percentage moslims onder hen wordt door het CBS ruwweg geschat op 54%. Op grond hiervan berekent De Beer dat de bevolking van Nederland in 2050 voor 9% uit moslims zal bestaan. Gezien het feit dat het percentage nu al op ruim 6% ligt, is dat een zeer bescheiden toename –een verdacht bescheiden toename zelfs.

Drs. Joop de Beer ontkent dat de prognose opzettelijk laag is gehouden om maatschappelijke onrust te voorkomen. Dat waag ik te betwijfelen. Statistische uitkomsten worden in hoge mate bepaald door de gehanteerde definities en hier zit een gigantische adder onder het gras: een onbekend aantal niet-westerse allochtonen wordt door het CBS niet als zodanig geregistreerd omdat beide ouders in Nederland zijn geboren. Ook rangschikt het CBS sommige groepen die normaliter als niet-westers worden beschouwd (zoals Indonesiërs en Japanners) bij de westerse allochtonen. De 'verkleuring' van Nederland wordt dus stelselmatig onderbelicht. Niettemin beweert De Beer dat de aantallen niet meegetelde niet-westerse allochtonen die buiten beschouwing blijven ‘niet zo groot zijn’. Op grond waarvan blijft duister. Bij zijn prognose gaat drs. Joop de Beer in ieder geval uit van een aantal onbewezen premissen:

(1) De verhouding tussen de percentages moslims en niet-moslims onder immigranten blijft ten minste gelijk. De Beer postuleert zelfs dat het percentage niet-moslims toeneemt, omdat hij verwacht dat vooral de immigratie uit Azië flink zal groeien -en daar is de islam minder dominant dan in Turkije of Marokko. Inderdaad zijn niet alle Aziaten moslim, maar momenteel komt het overgrote deel van de Aziatische immigranten uit islamitische landen (Pakistan en Afghanistan) en het is pure speculatie om te veronderstellen dat dit beeld zal veranderen: de bewoners van China, Korea en India, bijvoorbeeld, hebben steeds minder reden om hun vaderland te verlaten, zelfs niet als kennismigrant. Het percentage niet-moslims onder niet-westerse allochtonen wordt in de huidige situatie sterk beïnvloed door de aanwezigheid van een grote groep Surinamers ons land. Aangezien de toekomstige immigratie uit Suriname vermoedelijk marginaal is, zal het percentage moslims onder immigranten eerder stijgen dan dalen.

(2) Er zal tegen 2050 meer geloofsafval plaatsvinden, aangezien men volgens De Beer doorgaans kan waarnemen dat immigranten zich gaandeweg aanpassen aan het land waarin zij wonen. Dit gaat inderdaad voor migranten van velerlei herkomst op, maar er is geen enkel bewijs dat moslims even aanpassingsbereid zijn. In de berekeningen van De Beer vallen moslims automatisch van hun geloof af als beide ouders in Nederland zijn geboren, maar in de praktijk is tot nu toe alleen gebleken dat met het percentage moslims in de ontvangende samenleving ook het religieuze fanatisme groeit. Mogelijk neemt het aantal moslims dat wekelijks naar de moskee gaat geleidelijk af (ook al omdat het bijwonen van het vrijdaggebed in de moskee moeilijk met een reguliere baan te combineren is), maar De Beer kan niet ontkennen dat zelfs allochtonen die de moskee mijden zich nog altijd als moslim beschouwen. Ook de overweging dat moslims geen ‘monolithisch blok’ vormen, doet aan de dreiging van de intolerante islam weinig af.

(3) De immigrantenpopulatie zal de eerstkomende decennia vooral uit geselecteerde economische immigranten bestaan, die aan de Nederlandse vraag naar arbeidskrachten moeten voldoen. Die immigranten zullen vooral uit Oost-Europa en Azië komen. Een van de redenen om aan te nemen dat de immigratie uit moslimlanden minder sterk zal toenemen dan de totale immigratie, is volgens De Beer het feit dat het toelatingsbeleid veel strenger is geworden. De immigratie naar Nederland wordt echter niet gestuurd door de vraag naar arbeid, maar door het aanbod van uitkeringen. Sietse Fritsma heeft onlangs aangetoond dat de meerderheid van de immigranten geïmporteerde huwelijkspartners zijn (die wel een economisch motief hebben, maar hier niet komen om te werken) en dat de zogenaamd strengere regels op grote schaal ontdoken worden zonder dat hier iets tegen wordt ondernomen. Een veel veiliger veronderstelling is daarom dat de huidige toelatingspraktijk gehandhaafd blijft –tenzij de PVV en aanverwante partijen door een eclatante verkiezingsoverwinning een radicale verandering afdwingen.

(4) Het geboortecijfer bij moslims zal steeds dichter bij dat van de autochtonen komen te liggen. De afgelopen tien jaar is dit namelijk iets gezakt: bij Marokkanen van 3,3 naar 3,1 en bij Turken van 2,3 naar 2,1. Bij Nederlandse vrouwen ligt het geboortecijfer op 1,7. Het is niet geheel duidelijk of dit getal het aantal kinderen per vrouw, dan wel het aantal kinderen per moeder betreft. Ik veronderstel het laatste aangezien De Beer opmerkt dat kinderloosheid onder Turkse vrouwen (evenals onder Marokkaanse vrouwen) heel weinig voorkomt. Dat ligt bij Nederlandse vrouwen anders, waardoor er toch een aanzienlijk verschil in vruchtbaarheid ontstaat in het ‘voordeel’ van moslimvrouwen (mogelijk wel 50%).

Het CBS calculeert in dat ook in de toekomst zeker 2/3 van de moslims zijn partner uit het land van herkomst zal halen (momenteel betreft het 3/4 van de trouwlustigen). Drs. Joop de Beer erkent bovendien dat onder moslims de echtscheidingscijfers ‘iets hoger’ liggen dan onder niet-moslims. Het lijkt hem echter ‘plausibel’ dat dit veroorzaakt wordt door de cultuurverschillen tussen partners van verschillende herkomst (een goede reden om een partner in Nederland te zoeken lijkt mij) en niet door een ‘oneigenlijk gebruik’ van de mogelijkheid om een huwelijkskandidaat te laten overkomen. De schrikwekkende omvang van dit misbruik is door Sietse Fritsma echter onomstotelijk bewezen. "Wel geloof ik dat zulke stellen denken: de relatie gaat slecht, maar laten we nog maar even wachten met scheiden totdat de overgekomen partner recht heeft op een verblijfsvergunning", merkt De Beer nog op. Wat mij betreft geeft hij blijk van een volmaakte miskenning van het wezen van het islamitische huwelijk.

Iedere prognose is nattevingerwerk en drs. Joop de Beer heeft dan ook geen moeite toe te geven dat hij er wel eens naast zou kunnen zitten zitten, maar ook als hij ‘in het voordeel van de islam’ rekent, komt hij ‘niet verder’ dan een prognose van 23% moslims in 2050. Dat is een aanmerkelijk verschil met de 9% die hij in eerste instantie met zoveel vooringenomenheid voorspelde. Daar komt bij dat hij een aantal essentiële factoren buiten beschouwing laat:

(a) Het feit dat het steeds waarschijnlijker wordt dat Turkije zal toetreden tot de EU. Volgens berichten staan 25 miljoen Turken te popelen om zich richting West-Europa te spoeden. Hoeveel daarvan hun heil zullen zoeken in Nederland, valt niet te voorspellen, maar dat er een grote Turkse familiereünie zal plaatsvinden staat buiten kijf, evenals het feit dat vooral de onproductieven (ouderen, gehandicapten) zich in Nederland zullen willen settelen.

(b) Het feit dat het overgrote deel van de asielzoekers uit moslims bestaat. ’s Werelds grootste brandhaarden liggen in islamitische gebieden en het grootste aantal schendingen van de mensenrechten vindt plaats in islamitische gebieden. Jaarlijks kloppen duizenden moslims (met een al dan niet verzonnen vluchtverhaal) bij ons aan de poort en al wordt hun asielverzoek afgewezen, de praktijk heeft uitgewezen dat ze ons land maar zelden weer verlaten.

(c) Het feit dat een aanzienlijk deel van de illegalen uit moslims bestaat en dat naarmate de immigratievoorwaarden strenger worden het aantal illegalen zal toenemen.

De Beer wil de problemen rond immigratie en islam niet bagatelliseren. Met name Marokkanen veroorzaken veel "maatschappelijke onrust". Maar ze blijven volgens hem een kleine groep: "Voorlopig zijn er meer NCRV-leden dan Marokkanen in Nederland." Bovendien concentreren de problemen zich in de grote steden en blijven grote delen van het platteland verschoond van overlast (een schrale troost voor de stedelingen). Momenteel telt ons land 329.000 Marokkanen. In 2050 zal dat aantal zijn gestegen tot 425.000, nog altijd slechts 2,5% van de bevolking. Hoe ‘Marokkaan’ gedefinieerd wordt, blijft echter onvermeld. Naar alle waarschijnlijkheid omvat deze categorie alleen mensen die zelf in Marokko geboren zijn, of althans een in Marokko geboren ouder hebben. Het aantal allochtonen van Marokkaanse afkomst is ongetwijfeld veel groter en hoogstwaarschijnlijk zijn de meesten van hen nog steeds behept met alle Marokkaanse onhebbelijkheden. Geen aangenaam vooruitzicht.

Drs. Joop de Beer kan in redelijkheid slechts voorspellen dat tegen 2050 in het gunstigste geval ca. 9% van de bevolking van Nederland zal bestaan uit legale moslimimmigranten van de eerste generatie en hun kinderen. Hoeveel illegale en ‘ingeburgerde' moslims onze samenleving zal tellen, is in nevelen gehuld. Het schromelijk 'onderschatten' van de omvang van deze groep door De Beer is een bewijs van kwade trouw. Ik durf er mijn kop onder te verwedden dat het percentage moslims in Nederland aanzienlijk hoger zal liggen dan de 23% die door hem als meest extreme mogelijkheid wordt gepresenteerd en het is zelfs bepaald niet ondenkbaar dat ze de meerderheid zullen vormen.

Zo wordt de Nederlandse bevolking niet alleen door de politiek maar ook door de wetenschap keihard voorgelogen.

Dit artikel is ook te vinden op de website Het Vrije Volk.

vrijdag, september 21, 2007

Herr Van Riessen wil Geert Wilders mollen.

Ik ben een vreedzaam mens. Na mijn lagereschooltijd heb ik niemand meer een klap verkocht of op enigerlei andere wijze geweld aangedaan. Ik heb ook nooit geweld gepropageerd of vergoelijkt. Maar gisteravond voelde ik waarachtig moordlust in mij opborrelen.

In het programma Pauw & Witteman (waar anders) was, naast een dwaze rapster die met een Amerikaanse (uiteraard onschuldige) terdoodveroordeelde is getrouwd, een nuffige vijftiger die andere vrouwen voorschijft hoe ze zich te gedragen hebben en PvdA-kamerlid (voorheen milieu-activist) Diederik Samson, de Amsterdamse oud-politiecommissaris Joop van Riessen te gast (om zijn nieuwe boek te promoten).

Deze voormalige wetsdienaar, die zijn oude vel wel zeer drastisch heeft afgestroopt, is van mening dat wij "in wezen" Geert Wilders zouden moeten "mollen". De honderdduizenden Wilders-stemmers, in zijn visie primitievelingen die zich zozeer laten leiden door hun onderbuikgevoelens dat ze weigeren met hun tijd mee te gaan, horen volgens hem in de brave new world van het multiculturele Nederland niet langer thuis en zouden het land uitgegooid moeten worden.

Van Riessen sprak in de uitzending ook zijn banvloek uit over de scheidende Amsterdamse recherchechef Willem Woelders, die met weinig gevoel voor de tijdgeest plompverloren verkondigde dat de Amsterdamse onderwereld op het punt staat overgenomen te worden door jonge Marokkaanse criminelen, opgeklommen uit het milieu van de straatterroristen. Helemaal fout, deze verwijzing naar hun etnische afkomst, het zijn gewoon "onze Amsterdammers". "Integratie vindt het best plaats in de criminaliteit", juichte hij zelfs. Een beter argument tegen de integratie en voor de deportatie van moslims (en andere cultuurverrijkers) met weinig inzicht in het onderscheid tussen mijn en dijn heb ik zelden gehoord. De andere aanwezigen moesten hier trouwens smakelijk om lachten.

Joop van Riessen is geen dolgedraaide PvdA-er, hij is geen SP-er in de snit van Anja Meulenbelt. Nee, Joop van Riessen is een eerbiedwaardig lid van de VVD. Het is een vreemde wereld waarin de uitbraakselen van vilein demoniserende VVD-ers genuanceerd worden door en zelfs enig weerwerk krijgen van linkse rakkers als Diederik Samson. Men kan niet eens meer zeggen dat het (naast de kosmopolitische zakenlieden) alleen de links angehauchte politici zijn die ons erfgoed verkwanselen: het multiculturele gif heeft zich verspreid door het gehele overheidsapparaat. Geert Wilders heeft nog nooit met een woord gerept over het mollen van moslims, dus het is zo klaar als een klontje wie de echte haatzaaier is.

In de landen van West-Europa komt gaandeweg een heel nieuw slag politiebazen aan het roer te staan –een suspect gezelschap waarin Joop van Riessen zich helemaal thuis voelt. Zij zijn de multiculturele heilsleer bijkans nog vuriger toegedaan dan hun politieke bazen. Niet het handhaven van de wet staat centraal, maar het ontzien van de andersgelovige en andersgekleurde medemens. Het verst gevorderd is deze verderfelijke tendens (uiteraard) in Engeland en Scandinavië. In Engeland worden niet de vuilspuitende imams uit de rapportage Undercover Mosque van Channel 4 opgepakt, maar de makers van deze onthullende inkijk in het islamitische gedachtegoed. De imams verklaarden namelijk dat de schokkende uitspraken uit hun verband waren gerukt en aangezien de islam niet alleen de religie van de vrede maar ook van de waarheidslievendheid is, dienen ze op hun woord geloofd te worden. In Scandinavië worden niet de daders van groepsverkrachtingen aangepakt, maar krijgen de slachtoffers te horen dat ze zich niet zo provocatief hadden moeten kleden/gedragen, want ze leven tegenwoordig in een door de multicultuur gezegende samenleving. Vrouwen die weigeren met hun tijd mee te gaan worden dus door hun nieuwe landgenoten terecht getracteerd op een speciaal soort onderbuikgevoelens.

Diederik Samson, vergeleken met Van Riessen een toonbeeld van redelijkheid, zeurde in het programma weer eens over de misvatting dat moslims alleen vanwege hun geloof apart worden gezet door Wilders. Voor Samson en alle andere hardleerse ‘idealisten’ in dit land, zal ik het nog één keer uitleggen: moslims worden niet apart gezet vanwege hun geloof, moslims zetten zichzelf apart door hun criminaliteit en (begrip voor) terrorisme, afkeer van arbeid en misbruik van de sociale voorzieningen, onverdraagzaamheid en geweld jegens andersdenkenden, verachting voor de autochtone Nederlanders en de waarden en normen van de Nederlandse samenleving, gebrekkige opleiding en onwil zich te scholen, preferentie voor incestueuze huwelijken met partners uit het vaderland (en de daaruit voortvloeiende overdaad aan genetische afwijkingen), enzovoorts, enzovoorts. Kortom, zij staan op eenzame laagte omdat zij van alle etnisch/religieuze groeperingen in de Nederlandse samenleving het minste nut hebben en de meeste schade aanrichten.

Wilders-aanhangers worden door agitatoren als Hauptkommissar Van Riessen vaak weggezet als extremistische, domme, gefrustreerde, zelfs laaghartige mensen. Natuurlijk is er nooit echt onderzoek naar gedaan en als er (tijdens de stemprocedure bijvoorbeeld) eens anoniem naar de achtergronden van de aanhangers van de verschillende partijen zou worden gevorst, dan zou de uitslag vele mensen verbazen. Met de domheid, bijvoorbeeld, valt het erg mee: er bevinden zich onder de 'Wilderianen' heel wat intellectuelen -en die zitten echt niet allemaal op een kluitje bij HVV. Ikzelf kan bogen op twee academische opleidingen (dat zijn er dus twee meer dan Van Riessen heeft voltooid). Ik wil niet beweren dat ik het inhoudelijk op alle punten met Wilders eens ben, noch dat ik vind dat hij zijn boodschap op de meest effectieve wijze brengt (laat de feiten spreken, zet meer in op het haalbare –dan moeten ook VVD en SP kleur bekennen), maar hij is de enige partijleider die de dreiging van de islam (en ik voeg daar niet het tegenwoordig populaire adjectief 'politieke' aan toe) serieus neemt. En zolang dat het geval is, sta ik pal achter hem.

Als we, zoals Wilders voorstelt, een immigratiestop invoeren voor mensen uit moslimlanden, de remigratie van moslims krachtdadig bevorderen, werkonwillige en misdadige vreemdelingen uit ons midden verwijderen, het Generaal Pardon terugdraaien, radicale moskeeën sluiten en nieuwe moskeeën verbieden, islamitische scholen sluiten, recidiverende criminelen met een dubbel paspoort denaturaliseren en uitzetten, dan wordt Nederland zonder enige twijfel een veiliger, welvarender en voor de autochtonen onnoemelijk veel aangenamer oord. Als we de Van Riessens van deze wereld hun gang laten gaan, zijn we letterlijk verkocht. Wanneer gaat het gezonde verstand eindelijk eens zegevieren en jagen we deze demagogen van het pluche af -zo niet het land uit?

Update 23-9-2007:

Wat klinkt de heer Van Riessen opeens redelijk in zijn e-mail aan de redactie van HVV. Wilders mag vrijuit spreken! Hoe ruimhartig. Wilders-aanhangers hoeven ook niet met geweld verjaagd te worden, maar zullen "vanzelf het nieuwe Nederland uitgroeien". Dat immigranten die "niet integreren, de taal niet leren spreken en de vorst van een ander koninkrijk blijven dienen" en die daardoor geïsoleerd en ongelukkig worden eveneens beter hun heil buiten Nederland kunnen zoeken, heb ik hem in de uitzending niet horen zeggen -ik twijfel er trouwens geen moment aan dat Wilders precies dezelfde mening is toegedaan. Over het mollen van Wilders geen woord. Vanwege die uitspraak zal hij ongetwijfeld ook in eigen kring zware kritiek hebben gehad.

Opvallend detail: alvorens ik mijn stuk schreef, heb ik de hele uitzending van Pauw & Witteman nog eens bekeken (ik wilde er zeker van zijn dat ik hem niet verkeerd verstaan had). Die stond gewoon op de website, onder de link die ik heb toegevoegd. Surprise, surprise, toen ik ging checken of de link werkte, bleek het programma zelf verdwenen te zijn. "Uitzending komt later online", staat er schijnheilig. Ik wacht al twee dagen. NRC-siaanse toestanden dus! Gelukkig is er Dumpert, waar de relevante passage wel te vinden is.

Ten slotte: het is niet de boodschap van Wilders die leidt tot haat, radicalisering en geweld tussen bevolkingsgroepen, maar het gedrag van moslims.

Dit artikel is ook te vinden op de website Het Vrije Volk.

maandag, september 10, 2007

Ontkenning in alle toonaarden.

Met het artikel 'wie de westerse cultuur wil verdedigen, matigt zijn toon' in de NRC van 8 september voegt redacteur Sjoerd de Jong zijn stem toe aan het koor van verontrusten die zich opwinden over de ‘toon’ van het islamdebat in Nederland. Daarin kwelen niet de minsten (hij kan zich verheugen in het illustere gezelschap van o.a. Prins Willem-Alexander en WRR-voorzitter Wim van de Donk). Desondanks brengt dit koor niets dan oorkwellend valse tonen voort.

Ook Sjoerd roept de islamcritici dus dringend op hun toon te matigen (uiteraard geldt dit appèl niet voor de islamapologeten, die zich als vanouds ongestoord mogen overgeven aan het demoniseren, beledigen en bedreigen van hun tegenstanders). ‘De toon matigen’ is het linkse eufemisme voor het in het geheel geen kritiek hebben op de islam, islamaanhangers en islamofielen. Niet dat Sjoerd uit principe tegen een kritisch debat is, maar “de massieve tegenstelling die islamcritici … aanbrengen tussen de ‘islamitische cultuur’ en de ‘westerse cultuur’ is te simpel en ideologisch” en miskent de “raakvlakken en dynamiek” tussen beide. Een kritische toon is kwetsend voor de moslims in ons land (die, zoals hij en zijn geestverwanten steevast kraaien, nog altijd een kleine minderheid vormen –het vervelende is alleen dat zij niet in staat lijken tot de meeste basale rekenkundige handelingen als het erom gaat vast te stellen hoelang de moslims nog een minderheid in ons land zullen zijn als de huidige ontwikkelingen zich voortzetten). Het beslechten van sociale kwesties is naar het inzicht van Sjoerd niet in de eerste plaats een zaak van ‘ideeënstrijd’: zij moeten opgelost worden door wat meer empirisch onderzoek en vooral door ook eens ‘ouderwets’ de handen uit de mouwen te steken (dus moet Minister Vogelaar er dringend nog een paar miljarden extra tegenaan smijten).

Het matigen der toon dient niet te geschieden om “terroristen te apaiseren in de hoop zelf klappen te vermijden”. Ook Sjoerd weet dat slijmen geen fluit helpt tegen bullebakken. Nee, de omzichtiger benadering mikt op de “hearts and minds” van de meerderheid van niet-radicale moslims: “Die moeten we zien te winnen voor de Nederlandse samenleving, en betrekken bij de publieke zaak, en dat bereik je niet door voortdurend hun morele, religieuze, culturele en andere handicaps te blijven aanwijzen en aanklagen”. ‘Gewone’ moslims zitten volgens Sjoerd tussen twee vuren: westerlingen kritiseren hen omdat ze te islamitisch zijn en radicale moslims omdat ze hypocriet en niet islamitisch genoeg zijn. Deze mensen moet niet voortdurend ‘wellustig’ ingepeperd worden “dat ze met zijn allen uit een ‘achterlijke cultuur’ komen, ‘geitenneukers’, of ‘pooiers van de profeet’ zijn, dat ze een ‘tribale’ mentaliteit hebben, benevens een ondermaats incasseringsvermogen, dat ze hun kinderen niet opvoeden, dat hun cultuur er hooguit eentje is van ‘magazijnbedienden’, dat ze een levensgevaarlijke ‘vijfde colonne’ vormen die ons land wil overnemen, dat ze religieuze fascisten zijn die heimelijk of openlijk een islamitisch ‘Eurabië’ najagen, dat de hoofddoek van islamitische vrouwen gedragen wordt als een nieuw soort stahlhelm, en o ja, dat hun profeet een criminele pedofiel en een agressieve tiran was.” Deze ‘agitatie’ geeft die arme, zwaarbelaagde islamieten het verkeerde signaal: “dat we niets met ze te maken willen hebben, dat we hen eigenlijk liever kwijt dan rijk zouden zijn, en dat zij, als ze hier dan zo nodig mee willen doen, eerst compleet andere mensen moeten worden, die ons op geen enkele wijze hinderen of voor de voeten lopen”. Daarmee drijf je hen bijkans in de armen van de radicalen. Maar er zijn ook praktischer redenen om zich een fluistertoon aan te meten: het helpt niet om “mensen wier emancipatie we willen bevorderen (áls we dat willen) om de oren te slaan met hoogdravende lessen over het soort mensen dat ze zouden moeten worden”, omdat daardoor hun toch al zwakke zelfrespect nog verder wordt aangetast. Tot slot houdt Sjoerd ons voor dat wie overtuigd is van de superioriteit van de westerse cultuur de rationele en tolerante waarden van die cultuur niet alleen moet verdedigen, maar ook moet uitdragen.

Evenals als een groeiend aantal andere linkse intellectuelen is Sjoerd tot het inzicht gekomen dat een wat minder vrijblijvende aanpak (“streng, maar fatsoenlijk”) van moslims noodzakelijk is (zoveel hebben Pim Fortuyn en Geert Wilders dan toch maar bereikt): het moet hen duidelijk worden gemaakt wat in Nederland de regels zijn en er moet worden opgetreden tegen “archaïsche culturele gebruiken” en “modern radicaal-islamitisch activisme”. Toch is er op zijn opvattingen heel wat af te dingen.

Zoals door Willem de Zwijger al is geconstateerd, maakt Sjoerd een karikatuur van de opvattingen van islamcritici (hij windt zich o.a. op over “de ‘orkaan Ayaan’ die op het schoolplein islamitische kleuters kapittelde over de Grondwet, of verstoten moslima’s de les las in dat Blijf-van-mijn-lijfhuis”): etiketten als ‘geitenneukers’ en ‘pooiers van de profeet’ werden geplakt op specifieke provocerende moslims (zoals Abou Jahjah), niet op de groep als geheel en de kleuters van Ayaan zaten een flink aantal klassen hoger op de basisschool en werden niet gekapitteld, maar bevraagd.

Dat Job Cohen en Ahmed Aboutaleb, door hem neergezet als bruggenbouwers met een gematigde toon (ze maken zich sterk voor de rechtsstaat, maar spreken met respect over de islam), ook door radicalen bedreigd worden, is volgens Sjoerd geen wonder, want “zij zouden de ‘hypocrieten' wel eens aan hun zijde kunnen krijgen en dat maakt ze in de ogen van extremisten nog gevaarlijker dan excentriekelingen als Van Gogh, die ‘ritueel’ kunnen worden afgeslacht.” Ik betwijfel sterk of de dreigementen aan hun adres wel serieus te nemen zijn (minder serieus in ieder geval dan de dreigementen aan het adres van Ehsan Jami, wiens fysieke correctie Sjoerd de gekscherende opmerking ontlokte dat “als Tjibbe Joustra nodig is om ons te beschermen tegen een 17-jarige met losse handjes, de ondergang inderdaad nabij [lijkt]”). Dat extremisten hen als mogelijke doorkruisers van hun snode plannen zouden zien, is helemaal absurd –Aboutaleb geldt hoogstens als een verrader, maar aangezien hij nog steeds moslim is, als een heel wat minder verachtelijke verrader dan Jami.

Ook Sjoerd haalt de mythische gematigde (in zijn terminologie gewone) moslim weer van stal. Niet dat deze niet bestaat, maar hij is evenals de radicaal-activistische moslim ver in de minderheid. De gewone moslim is niet zozeer gematigd, maar vooral onwetend over de ware aard van de islam. Hoe die aard waarlijk is, werd laatst weer eens helder uit de doeken gedaan (in het boek Islam and Modernism) door Muhammad Taqi Usmani, een vooraanstaand shariadeskundige, die 20 jaar lid is geweest van het Pakistaanse hooggerechtshof. Hij betoogt dat moslims vreedzaam moeten leven in landen als Engeland, waar ze hun religie vrijelijk kunnen praktiseren, tot ze machtig genoeg zijn om de (gewapende) strijd aan te gaan. “His views explode the myth that the creed of offensive, expansionist jihad represents a distortion of traditional Islamic thinking”, is de conclusie die op de website van de Britse krant The Times wordt getrokken. Hij verwerpt de opvatting dat jihad een louter defensieve plicht voor moslims is als een islamitisch land wordt binnengevallen, of als de islam wordt onderdrukt. Jihad is ook volstrekt acceptabel in een niet-islamitisch land waar moslims alle vruchten van de godsdienstvrijheid kunnen plukken. In zijn boek geeft hij liberale moslims die de koran als een 'poëtisch en metaforisch' boek voorstellen er flink van langs. Zij zijn, zo stelt hij, 'behekst' door de westerse cultuur en ideologie.

Usmani is allesbehalve een radicale extremist: hij is een van de meest vooraanstaande kenners van de ‘pure’ islam. Hij vertegenwoordigt de Deobandi-stroming in de Aziatische islam, nauw verwant met het Saoedische Wahhabisme en inspirator van o.a. de Taliban. Het feit dat 600 van de 1400 Britse moskeeën en 17 van de 26 islamitische seminaries in handen zijn van de Deobandi geeft zeer te denken. Op het vasteland van Europa neemt het Wahhabisme een soortgelijke positie in. Het is dan ook ontstellend wereldvreemd om te geloven dat het de onverzoenlijke toon van westerse islamkritiek is die moslims in de armen van de radicalen drijft en niet de onophoudelijke haatpreken van de geestelijken uit deze stromingen (die maar al te vaak gefaciliteerd worden door nuttige linkse idioten).

Mensen als Sjoerd, die het naïeve geloof uitdragen dat het allemaal wel in orde komt als we maar een beetje respect hebben voor de lange tenen van moslims, vragen zich nooit af waarom autochtone Nederlanders een groep mensen in hun midden zouden moeten dulden die op geen enkele wijze bijdraagt aan hun welvaart en welzijn. Het enige wat ze altijd te berde brengen is dat die moslims nu eenmaal in ons land zijn en vrijwillig niet meer weggaan. Als door een wonder uit de koker van Allah (omdat die bijvoorbeeld zijn slaafjes liever overzichtelijk bij elkaar heeft) morgen alle moslims weer in het land van herkomst neergepoot zouden zijn, zou onze economie dan instorten, zouden er veel mensen zijn die hun afwezigheid betreuren? Ik denk het niet. Sterker nog, ik weet zeker dat niet alleen de overgrote meerderheid van de autochtone Nederlanders maar zelfs menige linkse scribent een zucht van verlichting zal slaken, zo niet dansend door de straten zal gaan. Waarom dan die hypocrisie? Persoonlijk heb ik geen enkele behoefte de levenskwaliteit van moslims te verbeteren, of hen te helpen zich te emanciperen. Dat doen ze zelf maar, in het land waar ze vandaan zijn gekomen.

Sjoerd beweert dat voor veel islamcritici het parool Liever Polariseren Dan Islamiseren geldt. Ik hoop dat hij gelijk heeft: ik onderschrijf deze stelling in ieder geval van harte. Het probleem van het islamdebat in Nederland is niet dat het te hard is, maar dat het niet hard genoeg is. Het is noodzakelijk dat moslims zodanig door ‘mokerslagen van kritiek’ worden gebeukt dat ze het taqiyya-masker afwerpen en hun ware gezicht laten zien. Met bij voorkeur het gevolg dat al die vredig doezelende Nederlanders dan eindelijk eens wakker worden geschud, want als de multiculturele ellende die symptomatisch is voor onze prachtgetto’s uiteindelijk ook hun provinciestadjes en Vinex-wijken binnenklotst en ze de realiteit niet langer kunnen ontkennen is het te laat. Het is verstandiger nu de onvermijdelijke confrontatie aan te gaan dan over enkele decennia, als de moslims in de meerderheid zijn, voor ons naakte bestaan te vechten.

Inderdaad, ik ben de Nederlandse moslims liever kwijt dan rijk. Ik heb het niet zo op immigranten die mij hinderen of voor de voeten lopen, en al helemaal niet op immigranten die van mening zijn dat mij als atheïst de kop afgehakt dient te worden. Ik acht de westerse beschaving niet zo superieur dat achterhaalde ideeën niet aangepast zouden dienen te worden: het principe van tolerantie ook voor de intoleranten voorop. Waarom zou de Nederlandse samenleving geen strenge voorwaarden mogen stellen aan mensen die hier alleen zijn gekomen om van onze door hard werken verworven welvaart te profiteren? Waarom zou ze niet mogen eisen dat moslims de religieuze ideeën die strijdig zijn met de grondslagen van onze gemeenschap opgeven? Tot de moslims in Nederland hun leven aanzienlijk gebeterd hebben, of beseft hebben dat ze in hun oorspronkelijke islamitische paradijs beter op hun plek zijn, zal ik mijn toon zeker niet matigen.

Dit artikel is ook te vinden op de website Het Vrije Volk.

dinsdag, augustus 07, 2007

Over Hanks billen en Mohammeds grillen.

Kissing Hank’s Ass is een hilarische ontleding van het fenomeen religie. Inderdaad, verreweg de meeste religies beloven een onweer-staanbare beloning als je gelooft en de godheid (in dit geval Hank) vereert en een afschrikwekkende straf als je dat niet doet, en verreweg de meeste religies hebben merkwaardige taboes en voorschriften. De profeet (in dit geval Karl) voorstellen als louter een cynische manipulator is echter ietwat kort door de bocht. Cynische manipulatoren vallen uiteindelijk bij de meeste mensen door de mand (denk maar aan de Baghwan). Een religie slaat alleen aan als de stichter/profeet een charismatische persoonlijkheid is, die hartstochtelijk gelooft in wat hij verkondigt en die bereid is zich grote opofferingen te getroosten.

Het is niet moeilijk rationele verklaringen te bedenken voor het fenomeen religie. De mens is zich als enige levende wezen bewust van zijn sterfelijkheid en vooral als het leven op aarde nasty, brutish and short is valt het niet mee te accepteren dat dit alles is. De mens heeft graag overal een verklaring voor en als (wetenschappelijke) kennis te kort schiet vult geloof de leemten op. De mens heeft een uitgesproken rechtvaardigheidsgevoel en de gedachte dat de goeden die op aarde lijden en de slechten die op aarde gedijen hun verdiende loon zullen ontlopen zit de meeste mensen niet lekker. Van fundamenteler belang is het feit dat de mens gepredisponeerd schijnt te zijn voor het hebben van religieuze gevoelens. Aangezien diepgelovige mensen vaak langer leven en gelukkiger zijn en zich -tenminste tegenwoordig- veelvuldiger voortplanten, is hieraan ook zeker een evolutionair voordeel verbonden.

In de menselijke hersenen bevindt zich een plek die men kan aanduiden als het God-centrum. Stimulering ervan veroorzaakt religieuze ervaringen. Toch zullen de meeste mensen die ervaringen zelf niet of alleen in zeer afgezwakte vorm hebben, want echte prikkeling vindt alleen plaats in extreme omstandigheden: in een ‘bijna dood’ situatie; bij totale sensorische deprivatie; bij langdurig vasten, het gebruik van geestesverruimende middelen en andere methoden om in trance te raken; of tijdens epileptische aanvallen (bij Temporal Lobe Epilepsy). Voor een aantal deskundigen staat het onomstotelijk vast dat Mohammed een epilepticus was en hetzelfde wordt beweerd over Mozes en Paulus. Geen wonder dus, dat Mozes Jahweh tot zich hoorde spreken vanuit een brandend braambos en dat Paulus, waarschijnlijk gekweld door wroeging vanwege zijn aandeel in de vervolging van onschuldige christenen, daarover door de heiland zelf op de weg naar Damascus gekapitteld werd. Jezus is bij mijn weten nog niet ontmaskerd als een epilepticus, maar zonder de onvermoeibare inzet van de apostel Paulus zou hij nooit meer dan een lokale beroemdheid –de zoveelste joodse profeet- zijn geweest.

Dat Mohammed een grotere manipulator was dan de profeten van de concurrerende Abrahamitische religies, staat wat mij betreft buiten kijf. Mozes en Paulus hebben zich met hun visioenen alleen maar ellende op de hals gehaald. Mohammed heeft het verstandiger aangepakt. Dat de openbaringen van Allah hem vaak zeer goed uitkwamen, ontging zelfs zijn toegewijde kindvrouwtje Aisha niet. Het volgende voorbeeld spreekt boekdelen. Mohammed had zijn begerig oog laten vallen op Zainab, de vrouw van zijn aangenomen zoon Zaid. Hij maakte geen enkel bezwaar toen ze van Zaid wilde scheiden, maar volgens de regels van de Arabische cultuur van die tijd was het hem niet toegestaan zelf met haar te trouwen, aangezien een dergelijke relatie als incestueus werd beschouwd. Gelukkig ruimde Allah dit obstakel met een passende openbaring uit de weg. Een voorstelling van zaken die overigens door islamitische apologeten niet ontkend wordt –zij dichtten Mohammed alleen nobeler motieven toe. Men kan gerust stellen dat Mohammed mede gedreven werd door (machts)wellust en winstbejag en het mag dan ook geen verbazing wekken dat de islam op deze punten een zeer accommoderende religie is.

In feite weerspiegelen alle religies de persoonlijkheid van de stichter/voornaamste profeet en dat is een van de redenen waarom de tegenstellingen tussen de nauw verwante religies uit het 'laboratorium' van het Midden-Oosten zo groot zijn. Waar de kernboodschap van het christendom vergeving is, gaat het in de islam om onderwerping: onderwerping van de gelovigen aan Allah en onderwerping van de ongelovigen aan de gelovigen. Terwijl Jezus volhield dat zijn koninkrijk ‘niet van deze wereld’ was, zou Mohammed maar al te graag koning van Arabië zijn geworden. Terwijl het gebruik van geweld in de koran vergoelijkt en zelfs aangemoedigd wordt, gebiedt de bijbel de gelovigen ‘de andere wang toe te keren’. Dit wil niet zeggen dat christenen nooit hun toevlucht tot geweld hebben genomen, maar daarbij lieten ze zich eerder inspireren door het (joodse) Oude dan door het (christelijke) Nieuwe Testament, zoals nu nog steeds het geval is met christelijke fundamentalisten.

De thema's straf en beloning zijn in de islam veel nadrukkelijker aanwezig dan in het christendom. Als atheïst opgegroeid in een oorspronkelijk christelijke samenleving heb ik door osmose heel wat kennis over het christelijke geloof verworven, maar ik heb geen idee hoe christenen zich de hemel voorstellen. Ik ken alleen het obligate beeld van harpspelende engeltjes op een wolk en ik geloof niet dat de huidige paus –al is hij een groot muziekliefhebber- zich inbeeldt dat hij daar nog eens musicerend tussen zal zitten. De voorstellingen van de hel die opgeld deden in de westerse wereld waren eerder ontsproten aan de vruchtbare breinen van Middeleeuwse fantasten dan aan de ingehouden onthullingen van de bijbel. De koran, daarentegen, beschrijft zeer expliciet de zaligheden van het paradijs, waar martelaren kunnen genieten van de diensten van 72 ‘maagden’ (volgens omstreden koranexpert Christoph Luxenberg –een pseudoniem- een verkeerde vertaling van het Aramese woord voor ‘druiven’). De koran herbergt tevens een eindeloze opeenvolging van bedreigingen met verdoemenis en plastische beschrijvingen van de martelingen waaraan ongelovigen en slechte moslims (toevalligerwijs voornamelijk vrouwen) onderworpen zullen worden.

Tegenwoordig wordt door sommige westerse deskundigen gespeculeerd dat Mohammed een louter mythische figuur was en dat de oer-islam een op het 'ketterse' Syrische christendom gebaseerde unificerende staatsideologie representeerde, die bewust gecreëerd werd door heersers die zich als zijn opvolgers voordeden. Het is heel goed mogelijk dat de figuur Mohammed de samensmelting is van meerdere profeten (vooral omdat er volgens Luxenberg tussen de ‘Mekkaanse’ en ‘Medinensische’ verzen een kloof van minstens een eeuw gaapt), maar dat de islam duidelijk het stempel draagt van (vaak weinig verheffende) menselijke preoccupaties is onmiskenbaar.

Dit artikel is ook te vinden op de website Het Vrije Volk.

donderdag, augustus 02, 2007

De Vogelaar-discussie bij de NRC.

Het is opvallend dat de voorstanders van de ‘worteling’ van de islam in ons land geen enkel steekhoudend argument voor hun standpunt kunnen aandragen, zoals blijkt in de discussie over dit onderwerp op de website van de NRC. Ondanks alle verzoeken is niemand van hen in staat aan te geven op welke wijze de islam onze cultuur (in letterlijke zin) zou kunnen verrijken. Ze komen niet verder dan non-argumenten, zoals de opmerking dat ze toch zulke aardige moslimburen hebben (dus dat we nog veel meer islamieten binnen moeten halen), dat Nederlanders toch zo graag een broodje shoarma eten (dus dat we de sharia er maar bij moeten nemen), dat we toch vooral tolerant moeten blijven (dus dat we de meest intolerante aller religies in de gelegenheid moeten stellen ons te onderwerpen). Sommigen gaan zelfs zover te ontkennen dat Nederlanders een eigen cultuur hebben, of laten zich met verachting over onze cultuur uit en willen ons doen geloven dat alles van waarde van buiten komt, maar zij zijn wel de eersten die zich op aspecten van deze verguisde cultuur beroepen (zoals onze handelsgeest of onze democratische gezindheid) om ons de islamitische invasie door de strot te duwen.

De meeste islamapologeten in deze discussie hebben geen idee wat ‘islamitische cultuur’ inhoudt. Islamitische cultuur is niet een broodje shoarma eten. Het is ook niet een Perzisch tapijtje op de vloer hebben, of algebraïsche berekeningen maken. Dat zijn allemaal voortbrengselen van lokale culturen die op zich niets met de islam te maken hebben. Islamitische cultuur is de vertaling van de voorschriften van de koran en de hadith naar de maatschappelijke realiteit. Islamitische cultuur is de sharia, de jihad, het kalifaat, de dhimmitude. Het is de afkeer van de democratie (behalve wanneer men die kan misbruiken om aan de macht te komen); het is de verachting voor vrouwen en andersdenkenden en de bereidheid geweld jegens hen te gebruiken; het is de leugenachtigheid tegenover ‘ongelovigen’. Zo'n cultuur wil ik beslist niet in mijn land laten wortelen.

Andere non-argumenten zijn al die verhalen over de schurkenstreken van christenen, met name katholieken, in het verleden. So what, dat ligt gelukkig achter ons, soms al eeuwen, soms pas decennia. Zal de islam een vergelijkbare ontwikkeling kunnen doormaken? Ik heb mijn twijfels aangezien de islam een fundamenteel andere visie op de wereld heeft als het christendom, maar het is niet geheel ondenkbaar. Ik, en een groot deel van de Nederlanders met mij, hebben echter geen zin om ons terug te laten slingeren naar de Middeleeuwen en het hele verlichtingsproces nog een keer te doorlopen. En ik heb al helemaal geen zin om moslims te helpen zich de moderne beschaving eigen te maken.

Het ergerlijkste non-argument is wel de opmerking dat er nu eenmaal bijna een miljoen moslims in ons land zijn en dat we ons dus maar aan hen aan moeten passen. De vraag ‘wat te doen’ met de moslims die nu in Nederland wonen, is wel degelijk legitiem. Waarom zouden wij ze ‘in laten voegen’ als we ze niet op onze overvolle ‘snelwegen’ willen hebben? Wij (d.w.z. bedrijfsleven en politiek) hebben ze binnengehaald/gelaten, maar dat wil nog niet zeggen dat wij (d.w.z. het Nederlandse volk) ze moeten toestaan te blijven als ze onze samenleving niets dan ellende brengen.

maandag, juli 16, 2007

Vogelaar ziet geen gevaar.

Maar het verstandige deel van Nederland wel!

In haar interview met Cees van der Laan in Trouw (14 juli), dat een tsunami aan reacties (meest negatief) losmaakte, deed Minister Ella Vogelaar van Wonen, Wijken en Integratie een aantal uitspraken waarop helaas weinig valt af te dingen:
- De islam is tegenwoordig een van de grote godsdienstige stromingen in Nederland.
- Moslims zullen hier [vrijwillig] niet meer weggaan, er zullen eerder moslims bijkomen.
- De islam zal de Nederlandse cultuur gaan beïnvloeden, of we het willen of niet.

Opvallend is dat ze hier geen waardeoordelen aan verbindt (zo verstandig zijn ze bij de Partij van de Allahtonen inmiddels wel geworden): ze zegt niets vleiends over de islam en merkt alleen op dat "binnen het protestantisme en katholicisme ook stromingen [zijn] waarbij ik af en toe mijn wenkbrauwen frons en vast moet stellen dat dit bij onze wortels van onze samenleving hoort" -waarop de houding van de SGP ten aanzien van homoseksualiteit en vrouwen maar weer eens van stal wordt gehaald (het valt me nog mee dat ze niet even triomfantelijk naar de kruistochten verwijst). "[We] moeten er vanuit gaan dat we dit soort extremen in onze samenleving hebben en in iedere religie. Dat heeft de geschiedenis ons ook geleerd." Ook filosofeert ze niet over het soort invloed dat de islam op de Nederlandse cultuur zal gaan uitoefenen en of die positief dan wel negatief gewaardeerd moet worden, maar ze zal vast niet alleen op de toename van shoarmatenten doelen. De richting van haar engagement is echter duidelijk: "Ik wil een einde maken aan het negativisme en angst voor de islam, juist omdat moslims ook burgers zijn van dit land."

De voormalige communiste Vogelaar is onloochenbaar een intellectueel lichtgewicht (al heeft ze ooit op miraculeuze wijze een doctoraalbul in de onderwijskunde weten te veroveren). Je onwetendheid betreffende de cultuurgeschiedenis van je land en de herkomst van de term joods-christelijke traditie breed in de krant etaleren is niet erg slim [die term is niet ontstaan door de invloed van geïmmigreerde joden op onze cultuur, maar duidt op het feit dat het christendom mede stoelt op het joodse Oude Testament]. Ook zijn religieuze invloeden beslist niet de enige die onze culturele erfenis hebben gevormd (zoals vele verbolgen atheïsten, humanisten en liberalen opmerkten). Het is nog altijd niet tot haar (en het gros van haar partijgenoten) doorgedrongen dat de angst voor (of liever gezegd afkeer van) de islam niet voortkomt uit xenofobie, doch rationele oorzaken heeft (misdaad, straatterreur, misbruik van onze sociale voorzieningen, de wijze waarop moslims zich afzetten tegen de Nederlandse samenleving, etc.). Maar heeft ze ook verder ongelijk?

Niet als je ervan uitgaat dat de ontwikkelingen die zich nu aftekenen onomkeerbaar zijn. Dan zullen er niet een "paar eeuwen" overheen gaan voor er sprake is van een ‘joods-christelijke-islamitische’ traditie, maar minder dan een eeuw voor er sprake is van een ‘islamitisch-dhimmische’ cultuur. De vraag doemt dan op: is deze ontwikkeling (a) gewenst en (b) onvermijdelijk.

Hoe ongewenst dit scenario is, wordt bewezen door de talloze felle reacties op de websites die aandacht aan deze uitspraken hebben besteed (er zijn er een aantal die alle commotie koppig negeren, zoals de website van de NOS) en de uitslagen van de polls van Elsevier, Trouw, RTL en Stand.NL. Tussen de 65% en 88% van de respondenten verwerpen dit toekomstbeeld vol afschuw. Enkele reacties:

Het is volstrekt ondenkbaar dat in een westerse cultuur een minister dergelijke uitspraken doet. Je hoort het woestijnvolk nu al lachen onder hun burka’s. De uitnodigingen naar hun broeders en zusters zijn reeds verstuurd. Het moment is niet ver weg meer dat wij een aantal keren per dag met onze kont naar het westen liggen. Ik maak het niet meer mee want ik hou het hier voor gezien. Ik ga wel vanuit een land met common sense zitten lachen om die idiote regering van MIJN geboorteland. Het ga jullie allen goed. [Elsevier]

Wat verstaan we onder islamitische traditie? Overal ter wereld herrie schoppen? Mensenlevens zijn niets waard? Niet moderniseren en in achterlijkheid armoedig leven? De steeds weer op geweld uitlopende familie-eer? Liters thee drinken en niks doen? Soepjurken, hoofddoekjes, slechte taalbeheersing? De dood vereren en het leven verachten? Wat van de islamitische traditie is het waard om over te nemen? Ik vraag het jou, Vogelaar. Zeg het me dan toch! Open mij de ogen! [Trouw]

Het blijft verbazing wekken dat de partij die zich zoveel jaren afgekeerd heeft van het alles wat met geloof te maken heeft en zelfs jaren lang gelovig Nederland op allerlei wijzen geschoffeerd heeft, nu ineens opkomt voor een andere geloofsrichting: de islam. Dit kan slechts opportunisme zijn. De jacht op de kiezer is voor de PVDA veel belangrijker dan welke traditie dan ook. Dit is nl. de traditie van de PVDA: de jacht op de kiezer en daarmee op de macht. De jacht op de macht is ook veel belangrijker gebleken dan de sociaal democratische traditie. Die is overboord gegooid toen het pluche daar niet mee te bereiken viel. PVDA-ers die zich zelf betitelden als rechtschapen sociaal democraten bleken ineens opportunistische kapitalisten te zijn en te gaan voor het grote graaien. Het zou goed zijn als de islam geïntegreerd raakt in de West-Europese traditie maar ik ben het met Wilders eens dat dit niet mogelijk is gezien het karakter van de islam en zeker niet als dit vanuit verdachte hoek wordt geïntroduceerd. [NRC]

Dat het idee van resistence is futile bij velen overheerst, is naar mijn mening voornamelijk het gevolg van de onophoudelijke hersenspoeling van het Nederlandse volk door politici en media. Dat verzet helemaal niet altijd zinloos is, wordt overtuigend bewezen door de landen in zuidelijk Afrika, waar men zeer succesvol is geweest met het wegpesten van ‘ongewenste’ blanken. Die blanken hielden de hele samenleving overeind dus de gevolgen van deze assertiviteit zijn rampzalig, maar het bewijst wel dat geen enkele ontwikkeling onomkeerbaar is. Daarvan zijn overigens in de geschiedenis nog talloze andere voorbeelden te vinden. Denk maar aan de Reconquista!

Wie hier (om de verkeerde redenen) binnen is gekomen, hoeft hier niet noodzakelijkerwijs te blijven. Vogelaar vindt dat we de moslims moeten helpen in onze samenleving te ‘wortelen’ en ze is niet te beroerd om de scheiding van kerk en staat aan haar laars te lappen en subsidie aan moskeeën te geven om dit ‘nobele doel’ te bereiken. Er zijn mensen die daar heel andere opvattingen over hebben: "Wij moeten de moslims vooral niet helpen om in Nederland te ‘wortelen’. Integendeel: wij moeten ze helpen te begrijpen dat ze in de onvruchtbare bodem van de Nederlandse democratie, vrijheidsliefde en gelijkheidscultuur nooit zullen kunnen wortelen en te beseffen dat ze maar beter kunnen verkassen naar een land met een flinke compostlaag van achterlijkheid, waar hun worteltjes zonder twijfel een stuk beter zullen aanslaan." [Elsevier]

Dit artikel is ook te vinden op de website Het Vrije Volk.

donderdag, juli 12, 2007

Graaien in andermans zakken.

De Groningse homoscene is recentelijk opgeschrikt door het bericht dat een aantal naïevelingen opzettelijk is besmet met HIV. Ze werden door vier seropositieve mannen tot nader contact verleid in een chatroom, naar een illegale seksparty gelokt, verdoofd met GHB, ingespoten met een cocktail van besmet bloed en als kroon op het werk verkracht. Een aantal van de slachtoffers bleek na onderzoek inderdaad seropositief te zijn. In de meeste commentaren op deze verbijsterende gang van zaken werd er de nadruk op gelegd dat de daders (met naam en toenaam genoemd op GeenStijl) gewoon criminelen zijn en dat het gebeuren weinig te maken heeft met hun homoseksualiteit. Nonsens. Deze mannen propageren op extreme wijze een gedachtegoed dat in de homoscene steeds meer aanhang vindt: veilig vrijen is lastig en vermindert het genot; onveilige seks is ‘pure’ seks; een besmetting met HIV is tegenwoordig niet langer een automatisch doodvonnis aangezien er goede medicijnen bestaan; seropositiviteit is dus geen ramp meer, maar eerder een soort verlossing.

Onveilig vrijen neemt onder homo’s dan ook hand over hand toe, evenals het aantal nieuwe HIV-besmettingen. Natuurlijk betalen de homo’s die zich uit eigen keuze of uit onverschilligheid hebben laten besmetten de kosten van de dure aidsremmers die ze in het vervolg nodig zullen hebben en van de onvermijdelijke ziekenhuisopnames niet zelf. Ook willen ze als ze ziek worden gewoon voor 100% doorbetaald worden door hun werkgevers en als ze in de toekomst in het geheel niet meer kunnen werken verwachten ze een comfortabel hoge WAO-uitkering. Anderen kunnen dus voor de gevolgen van hun wangedrag dokken.

Deze homo’s vormen een extreem voorbeeld van een attitude die kenmerkend is voor de Nederlandse samenleving. Hier heerst een afwentelcultuur: Nederlanders wensen voor zichzelf alle vrijheden, maar ze weigeren categorisch de (financiële) verantwoordelijkheid voor de gevolgen van hun vrije keuzes te dragen. Ze proberen die zoveel mogelijk af te wentelen op hun medemensen, bij voorkeur ‘het geheel’ (want dan valt het niet zo op). Wij hebben in onze taal mooie gezegden die anders doen vermoeden (‘wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten’ en ‘eigen schuld, dikke bult’), maar in werkelijkheid maken weinigen zich druk over zo’n egocentrische houding, hoewel deze iedere belastingbetaler en iedere verzekerde jaarlijks honderden, zo niet duizenden, euro’s kost. Sommige benadeelden proberen iets terug te pakken door zelf de belastingdienst of de verzekering op te lichten, wat de schade voor de ‘brave borsten’ alleen nog maar groter maakt. Dit afwentelen wordt eufemistisch solidariteit genoemd.

Een van de terreinen waar deze mentaliteit het meest pregnant naar voren komt is dat van de ziektekosten. Het is tegenwoordig een axioma dat een ziekte, blessure, of ongeluk nooit (mede) de schuld van het slachtoffer is en dat die daarom niet ‘bestraft’ mag worden door hem/haar een deel van de medische kosten zelf te laten ophoesten. Onzin natuurlijk. Als een homo zich week in week uit in darkrooms of op parkeerterreinen door onbekende mannen zonder condoom in zijn aars laat naaien en hij raakt besmet met HIV, dan is dat voor 100% zijn eigen schuld. Als een kettingroker jaar in jaar uit pakjes zware shag wegpaft en longemfyseem krijgt, dan is dat voor 100% zijn eigen schuld. Als een aanhanger van een zwartekousenkerk weigert zijn kinderen te laten inenten zodat zij ten prooi vallen aan polio, dan is dat voor 100% zijn eigen schuld. Als een feestvierder met zijn dronken kop achter het stuur van zijn auto stapt, tegen een boom knalt en in een rolstoel belandt, dan is dat voor 100% zijn eigen schuld. Ze zullen daar dan ook de consequenties van moeten aanvaarden.

In dergelijke gevallen ben ik voorstander van het afromen van de inkomsten tot op bijstandsniveau vóór de verzekering ook maar één cent betaalt. Natuurlijk staat het mensen met een risicovolle levensstijl vrij zich onderling tegen de gevolgen ervan te verzekeren (ik denk aan speciale verzekeringen voor bijvoorbeeld promiscue homo’s en fundamentalistische christenen), maar ik ben bang dat de premies dan prohibitief hoog worden. Mensen die door eigen schuld ziek of arbeidsongeschikt worden moeten gekort worden op hun ziekengeld (dat is in sommige CAO’s al mogelijk) en moeten zeker niet in het genot worden gesteld van een royale WAO-uitkering.

Mensen die buiten hun schuld (chronisch) ziek of gehandicapt zijn mogen daarvoor natuurlijk niet financieel extra bestaft worden, maar tegenwoordig is eerder het omgekeerde het geval. De huidige no-claimregeling (waar ik vorig jaar nog een aardig bedrag aan overhield) is volgens sommigen discriminerend voor chronisch zieken en gehandicapten, omdat hun ziektekosten zo hoog zijn dat ze nooit iets terug zullen krijgen. Er is daarom een nieuwe regeling voorgesteld (90 euro korting op de premie, maar een eigen risico van 150 euro) die nadelig is voor mensen die weinig ziektekosten veroorzaken. Aangezien chronisch zieken en gehandicapten het eigen risico vergoed zullen krijgen, dragen zij per saldo minder aan hun medische kosten bij dan gezonden. Bij milieukwesties geldt allang het adagium dat ‘de vervuiler betaalt’, maar bij ziektekosten wordt dus juist het omgekeerde van kracht: de ‘vervuilers’ worden ontzien.

Veel Nederlanders hebben er enkele moeite mee anderen te laten bloeden voor hun hoogstaande principes en verheven idealen. Ook op belastinggebied mogen de financiële gevolgen van de eigen keuzes daarom wel eens wat zwaarder wegen. Mensen die op linkse partijen stemmen zijn onbetwistbaar voorstander van een hogere belastingdruk dan mensen die dat niet doen. Vooral voor degenen met weinig inkomsten is het financieel voordelig om op linkse partijen te stemmen, omdat de royalere uitkeringen en inkomensextraatjes de eventueel zwaardere belastingdruk meer dan compenseren. De rekening eindigt altijd op de mat van degenen met de hogere inkomens, die in meerderheid niet op deze partijen gestemd hebben. Ik vind dan ook dat het principe van 'put your money where your mouth is' op belastinggebied rigoureus moet worden doorgevoerd.

Daarom het volgende voorstel: het belastingtarief moet voortaan niet meer afhankelijk zijn van de hoogte van het inkomen, maar van de partij waarop men stemt. Vóór elke Tweede Kamerverkiezing moeten de financiële gevolgen van het door de verschillende partijen voorgestane beleid minutieus worden doorgerekend (wat in vele gevallen ook al gebeurt als ammunitie voor de verkiezingscampagne). Tevens moet worden bepaald welke 'vlaktaks' de werkenden opgelegd dienen te krijgen om dit beleid te kunnen realiseren. Gedurende de na de verkiezingen volgende regeringsperiode wordt iedereen dan belast volgens het tarief van de partij van zijn of haar keuze. De PvdA-stemmer betaalt dus een hoger tarief dan de VVD-stemmer. Hetzelfde geldt voor de uitkeringen. De bruto-uitkering blijft hetzelfde, maar de SP-stemmer betaalt meer belasting en krijgt dus een lagere netto-uitkering dan de CDA-stemmer. Ik ben benieuwd of de aanhang van de linkse partijen onder de kleinverdieners en uitkeringstrekkers dan nog zo groot is. Voor deze partijen vrees ik dat ook dan zal blijken dat de portemonnee zwaarder weegt dan het principe.

Uiteraard kunnen mensen niet gedwongen worden hun stemgedrag te laten registreren, of naar de stembus te gaan. Bij niet-registratie zullen ze echter het hoogste tarief (het SP-tarief zullen we maar zeggen) moeten betalen. En als welgestelde aanhangers van linkse partijen (zoals Jan Mulder en consorten) menen nog steeds niet genoeg belasting te betalen, dan wil ik best een stichting Solidariteitsfonds Uitzonderlijk Zieligen oprichten waar ze hun giften kwijt kunnen, met mijzelf uiteraard als dikbetaalde directeur.

Dit artikel is ook te vinden op de website Het Vrije Volk.

woensdag, juni 06, 2007

De crisis in de PvdA.

(1) Analyses en commentaren van partij-ideologen en een betrokken buitenstaander.

Voor de PvdA zijn de Tweede Kamerverkiezingen van november 2006 op een enorme deceptie uitgelopen. Door het beleid van het vorige kabinet leken de stemmen van dissidente CDA-ers en andere gedesillusioneerden voor het oprapen te liggen, maar de kans voor open doel kon niet worden verzilverd. Van een verkiezingstriomf was geen sprake, in plaats daarvan liepen de vroeger hondstrouwe autochtone kiezers (mijn bejaarde ouders incluis) massaal over naar de SP. De voorziene 60 zetels smolten weg tot nauwelijks de helft. De paniek sloeg toe in de PvdA. De ene analyse van de nederlaag na de andere zag het licht.

In de bundel Verloren Slag ontwaarden René Cuperus en Frans Becker van de Wiardi Beckman Stichting een partij in een ‘ongemakkelijke spagaat’, die (in de woorden van Wouter Bos) “uiteen getrokken wordt tussen links en midden, tussen hoog opgeleid en laag opgeleid, tussen allochtoon en autochtoon, tussen bestuurders en bestuurden, [maar] vooral tussen mensen die vrezen te verliezen bij globalisering en migratie en mensen die er baat bij hebben”. De meeste bijdragen weten de teleurstellende resultaten aan de slechte verkiezingscampagne.

Wouter Bos bleek op zijn website weinig gecharmeerd van de analyses in bovengenoemde bundel. Het creëren van een ‘spagaat’ was naar zijn mening juist de bedoeling geweest van degenen die de partij in 1946 oprichtten (om voldoende draagvlak te creëren voor solidariteit en de emancipatie van achtergestelde groeperingen) en de nederlaag terugvoeren op een slechte campagne vond hij te simplistisch.

Hij erkende dat door de multiculturele achterban juist in de PvdA “grote verschillen aan het licht kunnen komen over onderwerpen als globalisering, migratie en Europa”. Ook het feit dat “de PvdA bij uitstek de partij is waarbinnen allochtonen en allochtone politici een deel van hun emancipatie-proces doormaken” kan leiden tot “heftige discussies en dilemma’s over alles wat te maken heeft met integratie en migratie”. Hij betoogde dat de partij de aanwezigheid van zoveel allochtonen in de achterban moet beschouwen als een kracht en vleide zich met de hoop dat dit de partij in staat zou moeten stellen “om eerder en beter dan wie ook de grootsteedse integratieproblematiek aan te pakken, juist omdat wij daarvoor draagvlak bij autochtonen en allochtonen moeten kunnen verwerven”.

Om de crisis te boven te komen moet de PvdA meer zelfvertrouwen tonen en vooral meer investeren in ‘het verhaal’: “Een stevig verhaal over integratie waarbij we hoge eisen stellen aan migranten maar ook aan de ontvangende samenleving. Een visie op de verzorgingsstaat waarbij nadrukkelijk naar Scandinavische voorbeelden wordt gekeken en fors wordt gedecentraliseerd. Een herinrichting van de publieke sector waarbij maatwerk en kwaliteit leidend zijn in plaats van bureaucratische gelijkheid. Een eigen verhaal over normen en waarden waarin de Aboutalebiaanse versie van respect centraal staat en waarin onderkend wordt dat er grote groepen burgers in ons land zijn die baat hebben bij een gezonde portie paternalisme omdat ze anders niet mee komen.”

Jacques Monasch, campagneleider tijdens de mislukte verkiezingscampagne van Ad Melkert in 2002, kwam met het manifest Zeven nieuwe veren, zo kan het niet langer met de PvdA, waarin hij ervoor pleitte dat de echte sociaal-democraten de regie weer in de hand nemen en de ‘liberalen en mandarijnen’ naar de achtergrond schuiven. Hij propageerde een aantal zaken die het goed doen bij de overlopers naar de SP en sommige Wilders-aanhangers, zoals het beperken van de topinkomens, het afschaffen van de hypotheekrenteaftrek, het opgeven van het tweede paspoort door bestuurders en kamerleden, het sluiten van de grenzen voor Poolse werknemers en een minder autovijandig vervoersbeleid en hij beweerde brede steun te hebben in de partij, o.a. bij een deel van de Tweede Kamerfractie.

Het langverwachte rapport van de Commissie Vreeman (onder de al even veelzeggende titel De Scherven Opgeveegd) verhulde niet dat er op vele terreinen grote fouten zijn gemaakt de afgelopen jaren en constateerde “dat de PvdA gebukt gaat onder een onvoltooid proces van inhoudelijke vernieuwing (resulterend in een inhoudelijk tekort), een onduidelijke identiteit en een tekortschietende regie, vooral in campagnetijd”.

Het rapport gaf een uitputtende opsomming van de fouten en zwakheden van de partijorganisatie, het verkiezingsprogramma en de campagne. [Opmerkelijk genoeg was men behoorlijk kritisch over de media, die zich niet voldoende hadden ingespannen om de partij op zijn voordeligst over het voetlicht te brengen, ondanks het feit dat de meeste journalisten van linkse signatuur zijn]. Verder onderkende de commissie verschillende negatieve ‘contextfactoren’: alle tot compromis bereide partijen hadden verloren, ten voordele van radicalere ‘flankpartijen’; voorstanders van de EU-grondwet hadden verloren, ten voordele van de tegenstanders –toevallig dezelfde partijen; de economie herstelde zich en de SP maakte zich schuldig aan ‘electoraal opportunisme’. In het rapport werd toegegeven dat de ‘traditionele achterban’ zich minder aangesproken voelt door de partij en dat ook de band met de ‘creatieve elite’ minder innig is dan voorheen. Waarom dat het geval is, vroeg men zich echter niet af.

Het rapport kwam met 10 ‘opdrachten’ aan de partij, die vrijwel allemaal betrekking hadden op de organisatie en de campagnestrategie en die eindigden met lauwe aanbevelingen als “versterk waar we sterk in zijn” en “beoefen politiek met passie”. Men had overduidelijk geen enkele lering getrokken uit de ‘contextfactoren’ die de PvdA zoveel stemmen hebben gekost (men had bijvoorbeeld de partij aan kunnen raden wangedrag van allochtonen niet langer met de mantel der misplaatste liefde te bedekken en afstand te nemen van de blinde Eurofilie waaraan ze zich de afgelopen decennia bezondigd heeft). De groeiende tegenstellingen tussen de allochtone en autochtone ‘minder bedeelden’ zijn niet echt tot het radarscherm doorgedrongen. Het rapport sprak wel eufemistisch van “de nieuwe sociale kwestie”, maar het feit dat de commissie als oplossing alweer met nietszeggende algemeen-heden kwam (“bindend leiderschap” en “het overeind houden van de solidariteit”) bewijst dat men niets van de diepte van de kloof begrepen heeft.

Waarom de verhouding met de ‘creatieve elite’ zo te lijden heeft gehad, werd door de bekende schrijver Joost Zwagerman bekwaam uiteengezet in een artikel in de Volkskrant (26-5-2007). Hij biechtte dat hij bij de verkiezingen van november 2006 met ‘lood in de schoenen’ naar het stemhokje was getogen en met ‘gêne en tegenzin’ toch maar weer op de PvdA had gestemd -en hij was niet de enige. De partij is naar zijn mening onmiskenbaar op het verkeerde spoor. Hij citeerde met instemming de ‘profetische’ woorden van Renate Rubinstein tijdens haar Huizinga-lezing van 1980:

Hoe loffelijk het is om je links te noemen, merkte je na de verkiezingen van dit jaar. De mensen die, ondanks al hun bezwaren, op onze grootste linkse partij hadden gestemd getuigden daar triomfantelijk, zij het ook met een glimlach van zelfspot, van. Het was alsof ze zeggen wilden dat ze ondanks alles fatsoenlijke mensen gebleven waren. Ze geloofden niet meer, maar waren toch ter kerke gegaan. Want nette mensen zijn een beetje lui en vinden het fanatiek om een partij af te vallen alleen omdat ze het er niet meer mee eens zijn….
Links is bij ons allang de dikste zuil van het ideeënestablishment geworden en dat is een ontwikkeling die zich bij oude mensen in de loop van hun eigen leven voltrokken heeft en waar sommigen van hen, rebels als ze geacht willen worden, niet aan hebben kunnen wennen.

Hierop voortbordurende concludeerde Joost dat de ‘rebellen’ van Nieuw Links, die voor anti-autoriteit en een radicaal nieuwe verdeling van de machtsstructuren ageerden, zijn ‘gestold’ tot ‘mastodonten’ van publicisten en bestuurders en zijn verworden tot de ‘reactionairen van oud-links’. Dat heeft uiterst negatieve gevolgen gehad, o.a.: “de hardnekkige weigering om morele vragen te durven stellen (het zogeheten normen-en-waardendebat); de kwestie van de multicultuur; en de huidige onttakeling van het onderwijs”. Hij verwijt niet alleen de PvdA, maar de hele links-liberale elite, dat men niet beseft heeft dat “onze vrijheden te lang en te indringend hebben liggen weken in een onwelriekend badje van onverschilligheid en eigenrichting” en dat “daardoor veel individuele en collectieve vrijheden [zijn] ontspoord tot individuele of collectieve intimidaties in het publieke domein". De grootste slachtoffers van deze kortzichtigheid en onverschilligheid zijn “nieuw ontstane groepen van sociaal zwakkeren” die “door links jarenlang ofwel genegeerd ofwel zelfs gekleineerd" zijn. Hoewel de groep zwakkeren ‘amorf’ en uit alle geledingen van de samenleving afkomstig is, rekende hij hier in de eerste plaats de “directe slachtoffers van de tirannie van de straat, uitgevoerd door autochtoon en allochtoon” toe.

Ik kan zijn analyse grotendeels onderschrijven en ik vind het sympathiek dat hij gekweld wordt door een “hardnekkige schaamte over [de] morele verdooldheid op links”. Hij ontkende echter stellig dat hij neoconservatief geworden is en hij toonde zich nog net politiek correct genoeg om niet te vermelden dat het overgrote deel van de slachtoffers van de ‘tirannie van de straat’ autochtonen en het overgrote deel van de ‘tirannen van de straat’ allochtonen zijn. Ook in zijn oplossing voor de crisis, “een niet-vrijblijvende toenadering tussen linkse partijen”, heb ik weinig fiducie.

De verklaring voor de teloorgang van de PvdA is in feite zo simpel als wat: de partij heeft haar traditionele achterban aan de onderkant van de samenleving verraden en die heeft nu op haar beurt de partij de rug toegekeerd. In de aanhang van de PvdA zijn altijd twee vleugels te onderkennen geweest: de progressieve intellectuelen (de ‘doctorandussen’) en de gewone arbeiders. De meeste doctorandussen zijn vooralsnog gebleven (aangezien velen van hen zijn doorgedrongen tot de zelfingenomen club van de ‘verambtelijke’ PvdA-bestuurders is dat niet verwonderlijk), dus het zijn vooral de arbeiders die de partij links hebben laten liggen. De cruciale fout van de partij was dat de partijorganisatie en de intellectuele aanhang zich volledig gecommitteerd hebben aan het multiculturele ideaal, wat is uitgemond in een stuitende bevoogding en bevoordeling van allochtonen (die immers nog veel zwakker en zieliger zijn dan de autochtone arbeiders). Terwijl de oude sociaal-democraten ernaar streefden de arbeidersklasse te verheffen (bijvoorbeeld door het bestrijden van alcoholmisbruik en het stimuleren van culturele participatie), zijn de nieuwe socialisten veel te druk met het ‘respecteren’ van de achterlijkheid van de allochtonen.

Men is er voetstoots van uitgegaan dat de allochtone en autochtone onderklassen dezelfde belangen hebben en waar dit niet het geval bleek, moesten de autochtonen zich maar aanpassen. De bewoners van de oude wijken, die de zegeningen van de 'multiculturele verrijking' aan den lijve ondervinden, worden als ze zich beklagen over verloedering en straatterreur weggezet als xenofoben en racisten, die zich laten leiden door 'onderbuikgevoelens'. [Ten aanzien van kritische intellectuelen, die de lessen van de geschiedenis geleerd hebben en die al evenmin overtuigd zijn van de zegeningen van de multicultuur –HVV-ers en geestverwanten zullen we maar zeggen- geldt hetzelfde.] De PvdA is niet alleen een uitgesproken voorstander van de diversificatie van de samenleving, maar tevens van het doordenderen van de integratie van Europa en maakt zich bovendien niet erg druk over de globalisering van de economie. Standpunten die de autochtone arbeiders, bang voor de verdere islamisering van hun buurt en bang voor het verlies van hun baan, steeds minder kunnen waarderen.

Wouter Bos gelooft dat men met het ‘PvdA-verhaal’ de problemen van Nederland op kan lossen en dat, als het verhaal maar goed doortimmert is en met verve gebracht wordt, de kiezers vanzelf wel terug zullen keren. Spijtig voor je, beste Wouter, maar dat is toch echt een sprookje.

(2) De eerste socialistische ratten maken aanstalten het zinkende multiculturele schip te verlaten.

In een reactie op een internetcolumn werd onlangs beweerd dat driekwart van de Nederlanders voorstander van de multiculturele samenleving is, omdat ze bij de laatste verkiezingen hadden gestemd op partijen die voorstanders van de multiculturele samenleving zijn. Wat een onzin. Het zou me niets verbazen als bij een referendum over dit onderwerp een ruime meerderheid van de autochtone Nederlanders zich zeer sceptisch over de multiculturele hersenschim zou tonen. Op welke partij ze (nu nog) stemmen zegt wat dit betreft niet veel. Slechts een minderheid van de kiezers heeft werkelijk verstand van politiek. Velen stemmen uit gewoonte op een partij, of omdat ze enkele programmapunten (vooral zaken die de toekomstige staat van de eigen portemonnee betreffen) aantrekkelijk vinden. Vaak kennen ze de standpunten van hun uitverkoren partij over controversiële onderwerpen nauwelijks (daarom kwam de uitslag van de Stemwijzer voor velen ook als een verrassing) en sommige partijen willen dat graag zo houden. Er heeft niet voor niets tijdens de verkiezingscampagne zo’n oorverdovende stilte gehangen rond onderwerpen als immigratie en integratie (wat ik ook de PVV, die krampachtig probeerde geen one issue partij te lijken, verwijt). Feit is niettemin, dat de partijen bij wie de multicultuur en de EU hoog in het vaandel stonden (Partij van de Allochtonen, GroenSlinks en Dhimmi66) spectaculair verloren hebben en dat het percentage allochtonen onder hun aanhangers fors gestegen is: een teken aan de wand dat de uittocht van de autochtone kiezers begonnen is.

Hoewel de meeste prominente PvdA-ers nog steeds met een grote boog om de hete multicultibrij heen lopen, begint een aantal van hen, waarvan sommigen voorheen tot de felste verdedigers van het multiculturele harmoniemodel behoorden, toch enige vraagtekens te zetten bij het tot nu toe gevoerde beleid. Met name in Amsterdam rommelt het onheilspellend. Op de website van de PvdA in deze stad zijn momenteel behoorlijk onorthodoxe geluiden te horen, o.a. van webmaster Marcel Duyvestein. [“Ik dacht dat ik lid was van een seculiere partij. Een partij die iets met emancipatie deed. Een partij waar je vrij mag denken. Maar nee.” ] Er is zelfs door een commissie onder leiding van Ed van Thijn een onderzoek ingesteld naar de gang van zaken in het stadsdeel Zuidoost, waar de corruptie welig tiert (want ook onze voormalige rijksgenoten kunnen er wat van). Deelraadvoorzitter Elvira Sweet (twee maal onder invloed achter het stuur aangetroffen) wordt weliswaar niet ter verantwoording geroepen (omdat de in 2005 aangenomen integriteitscode nog geen ‘gemeengoed’ in de partij was toen ze haar zucht naar drank niet kon bedwingen), maar heeft wel te verstaan gekregen dat “ook in dit deel van Amsterdam normale normen en waarden gelden”.

Onverschrokken moslimknuffelaar Job Cohen brak, met frisse tegenzin, de onderhandelingen met Milli Görüs over de bouw van de Westermoskee af. Betrokkenheid bij grootscheepse oplichtingspraktijken en banden met de Moslimbroederschap hadden hem niet af kunnen schrikken, maar het dreigement van de nieuwe voorzitter Fatih Dag om Turken uit heel Europa op te trommelen om tegen het afblazen van het project te protesteren, waarbij geweld niet werd uitgesloten, bood hem een welkome mogelijkheid om het strijdtoneel zonder al te veel gezichtsverlies te verlaten -net voor bekend werd dat Amsterdam de bouw op achterbakse wijze met twee miljoen euro had gesubsidieerd. In een interview met de Telegraaf (!) erkende hij ten langen leste bovendien dat er veel Marokkaanse jongeren zijn die voor overlast zorgen en dat het zo niet langer kan: “Ik wil als het echt mis is maatregelen kunnen nemen in de gezinnen, bijvoorbeeld het uit huis plaatsen van kinderen en die naar een internaat sturen. Er is een groep in Amsterdam waar het niet goed mee gaat en daar moet echt iets mee gebeuren. Instanties als jeugdzorg en de kinderbescherming kijken naar het belang van het individu en niet naar de overlast die ze veroorzaken.” Hij wil de schade die deze jongeren veroorzaken gaan verhalen op hun ouders: "De gemeente neemt daarin het voortouw om de slachtoffers die rompslomp te besparen. En ik wil daar ver in gaan. Alle mogelijkheden die we hebben om daders financieel aan te pakken wil ik gebruiken. Ouders moeten zich verantwoordelijk gaan voelen en door hen in hun portemonnee te pakken moet er een omslag komen." Hij toonde zich zelfs een voorstander van herinvoering van de dienstplicht, met name voor jongens die maar niet willen deugen. Veel vertrouwen dat Job echt het licht heeft gezien koester ik niet. Zoals Ebru Umar suggereerde: hij zal zijn twijfels wel door een gehaaide voorlichter ingefluisterd hebben gekregen.

Wethouder Lodewijk Asscher wierp zijn jaren gekoesterde oogkleppen plotsklaps eveneens af. In een interview in de Volkskrant gaf hij toe dat aantal recente ervaringen hem ‘geschokt’ hadden. Op een basisschool in Amsterdam-Noord durfden leerkrachten geen les meer te geven over het leven op de boerderij, omdat moslimleerlingen de klas afbraken als het onvermijdelijke varken ter sprake kwam. Een Marokkaanse vrijwilliger, die uitstekend werk deed en wel 50 ‘enorme lastpakken’ van de straat had gehaald, moest ervaren dat zich naast hem een welzijnsorganisatie vestigde, die probeerde deze jongeren naar hun kaartenbakken over te hevelen: ze leveren per stuk namelijk 4000 à 6000 euro op. In het stadsdeel Slotervaart resideert een Turks eenoudergezin met 10 kinderen, de helft crimineel, waar 35 hulpverleners over de vloer komen. Lodewijk leek dan ook helemaal om: hij pleitte voor een ouderlijke 'opvoedplicht' (met als sanctie eventueel een korting op de kinderbijslag) en hij erkende dat “met de bestaande ‘welzijnsindustrie’, waar … veel tijd en geld verloren gaat aan bureaucratie, en waar het elkaar voor de voeten lopen eerder regel dan uitzondering is, het immense probleem van de falende opvoeding niet [kan] worden opgelost”. Natuurlijk vertelde hij er niet bij dat die welzijnsindustrie wordt beheerst door PvdA-handlangers en hun vriendjes.

Ook in den lande is hier en daar kritische taal te horen. Tweede Kamerlid Samira Bouchibti (voorheen Abbos) hield de Marokkaanse gemeenschap voor dat het hoog tijd wordt de hand in eigen boezem te steken: “Klagen over tegenwerking en discriminatie, over de uitlatingen van Wilders, het mag en het moet. Maar misbruik dit niet om jezelf vrij te pleiten van je eigen verantwoordelijkheid. Ik stoor me ook aan de verharding van het klimaat, aan islamisering en islamofobe mensen en ik zal altijd strijden tegen discriminatie. Maar het is nu aan ons. Wij moeten laten zien dat wij wel degelijk deugen en dat het niet aan de cultuur of onze ’achterlijke’ religie ligt. Luister naar je hart, dat je precies vertelt wat goed en wat kwaad is.” Laten we hopen dat ze haar wijze woorden ter harte nemen.

Filmmaker Eddy Terstall leverde ongezouten kritiek op de koers van de PvdA in een lezing voor de New Yorkse (!) afdeling van de partij: “Soms voel ik me bij de PvdA als een neger in de Ku-klux-klan. De VVD haalt de PvdA soms links in. En dat komt omdat de neplinkse bloedgroep weer in de zelfde blinde soort roes terecht is gekomen als waarin het ooit de DDR boven de Bonds-republiek prefereerde. En Oh, wat kon die Mao toch ver lopen en zwemmen, en wat hadden zijn volgelingen toch een leuke onzijdige blauwe pakkies aan. Dat soort tralala-linksen, zonder werkend moreel kompas, babbelt nog steeds her en der mee en brengt het progressieve gedachtegoed en de multiculturele samenleving ernstige schade toe.” Hij hekelde het anti-Amerikanisme, het “haatzaaien door onzorgvuldigheid”, de “Pawlow-reactie” jegens Geert Wilders. Hij speelde zelfs met de gedachte te verhuizen naar een ‘echt progressieve partij’ als de PvdA niet snel bijdraait. Want: “Mensenrechten en gelijkheidsprincipes mogen het nooit afleggen ten opzichte van irrationele doctrines van ongelijkheid. Jammer voor de cultuurrelativisten, maar hoe krom ik in het kader van pappen en nathouden zou willen denken, iets anders kan ik er niet van maken. Ik ben nu eenmaal links.”

Hoewel ik niet links -en zeker niet neplinks- ben, had ik Eddy bijna aan het hart gedrukt. Tot bleek dat hij zich als een "halve stasi" voor het partijkarretje had laten spannen en pogingen had gedaan om het jonge raadslid Ehsan Jami, oprichter van een comité van ex-moslims en islamcriticus zonder blad voor de mond, ‘ideologisch in te kapselen’. Op aanstichten van kamerleden Wolfsen en Vos probeerde hij Jami ertoe te bewegen “zijn bewoordingen zorgvuldiger te kiezen”; “zich minder openlijk te associëren met (hoofdzakelijk) witte mannen in de grachtengordel” en rekening te houden met het feit dat “voor een deel van onze achterban principes aangaande deze materie (zoals in grondwet en partijprogramma) (nog) niet vanzelfsprekend zijn”.

In Jami’s comité van aanbeveling zitten vertegenwoordigers van meerdere linkse partijen, maar niet van de PvdA en hij ontving enkele zeer boze mails van allochtone PvdA-bestuurders en –leden. Hun autochtone tegenhangers zijn voornamelijk beducht dat hij vrome moslims voor het hoofd stoot en dat dit de partij, net als de Armeense kwestie, stemmen gaat kosten. De nieuwe geluiden klinken dan ook bepaald niet vanwege bekommernis met het lot van de (vroegere) autochtone achterban in de achterstands- (pardon pracht-)wijken, maar uit puur electorale motieven. Men hoopt de deserteurs terug te winnen door hen in te prenten dat er geen andere oplossing voor de huidige ellende is dan het PvdA-recept voor integratie.

Annelies van der Veer verhaalde onlangs op de website Hoeiboei hoe ze er de laatste jaren een gewoonte van heeft gemaakt autochtone zestigplussers (meest vrouwen) aan te spreken, die meestal niet veel aanmoediging nodig hebben om hun hart te luchten over de zegeningen van de multiculturele samenleving. “Er zou een boek mee gevuld kunnen worden, een boek met verhalen die recht uit het hart komen en die niet racistisch van aard zijn maar die aantonen hoe, wat er en wanneer het fout is gegaan in Nederland qua immigratie- en integratie-politiek. En de schrijnende gevolgen daarvan. Het zijn ervaringen van doorsnee Nederlanders die niet zo zeer geïnteresseerd zijn in politiek (of religie) maar die dondersgoed in de gaten hebben wat er gaande is, en dan valt het woord 'islam' niet eens.” Vroeg ze haar gesprekspartners echter of ze wel eens iets doen met hun ervaringen, dan lieten ze mismoedig het hoofd hangen, want ze “kunnen en/of durven er niets van te zeggen, er niets tegen te doen”.

Maar, zoals iemand in een reactie opmerkte: “je kunt natuurlijk ook heel cynisch stellen dat [dit] de generatie is die het probleem heeft gecreëerd en die gewoon als vanouds PvdA en CDA blijft stemmen”. Het wordt dan ook hoog tijd dat het Nederlandse 'stemvee' beseft dat de meeste politieke partijen nauwelijks principes hebben, alleen een zucht naar macht. Politici verstaan maar één taal: die van het stemhok. Er is niets dat de hersencellen zozeer in trilling brengt als een flinke nederlaag. De autochtone kiezers hebben de macht om islamofiele partijen van het politieke toneel te vagen (en van die mogelijkheid kunnen ze maar beter gebruik maken zolang ze nog in de meerderheid zijn). Ze hoeven alleen maar op te komen dagen bij de verkiezingen, zich te laten leiden door de juiste motieven en hun verstand te laten spreken. Het doek zal dan heel snel vallen voor de PvdA en de rest van de dhimmi-elite.

Dit stuk is ook te vinden op de website Het Vrije Volk: deel 1; deel 2.