vrijdag, augustus 08, 2008

De optimisten hebben ongelijk.

‘Nederlanders positiever over moslims’, jubelden de mainstream media onlangs n.a.v. de uitkomsten van een TNS/NIPO enquête. Een uitermate ongeloofwaardige conclusie, die heftig werd aangevallen door hun eigen lezers (zie hier, hier en hier). Bij dit soort onderzoeken voeren ongefundeerde, sociaal wenselijke antwoorden, die met een flinke korrel zout genomen moeten worden, de boventoon. In het huidige tijdsgewricht ontkomt echter niemand er meer aan zijn houding jegens de religie van de onvrede en haar aanhangers te bepalen.

De instelling van de columnisten van Het Vrije Volk ten aanzien van moslims (en linksdragers) deugt in ieder geval van geen kanten, volgens het ‘objectieve’ oordeel van Peter Breedveld, de webmaster van dat brandpunt van vrijzinnigheid, Frontaal Naakt. “HVV heeft een duidelijke signatuur, versterkt door de commentaren op artikelen op andere sites in de rechterkolom op die site. Als zangeres Hind het Songfestival verliest, wordt er met leedvermaak kond gedaan van de nederlaag van de moslim, want moslims mogen het Songfestival niet winnen voor Nederland. Over Barack Obama lezen we op HVV uitsluitend verdachtmakingen. Regelmatig wordt er opgeroepen tot geweld tegen 'Links'. Kritiek op Wilders komt de criticus op ernstige beschuldigingen te staan op HVV. Ronald Reagan is heilig, wie gelooft dat het met de islamisering zo'n vaart niet zal lopen, is op zijn best een naïeve sukkel, op zijn slechtst een verrader die moet worden kaalgeschoren. Pleidooien voor vrijheid van meningsuiting voor moslims zul je op HVV niet tegenkomen. Om maar niet te spreken over taalkundige trouvailles als 'slinks' en 'de linksmens’.”

Dat de attitude ten aanzien van mensen en hun ideeën niet altijd bepaald wordt door een nuchtere analyse van waarneembare feiten, wordt door niemand overtuigender aangetoond dan door Peter zelf, als het gerucht dat zijn change of heart ten aanzien van de gevaren van de islam in hoge mate is ingegeven door het feit dat hij zijn vrouw en bloedjes van kinderen in de steek heeft gelaten voor een appetijtelijke (en per definitie wel heel liberale) moslima tenminste op waarheid berust.

Ietwat simplistisch gesteld zijn er vier logische variaties te onderscheiden waar het de attitude ten aanzien van de islam en moslims betreft:
(1) islam>positief / moslims>positief;
(2) islam>positief / moslims>negatief;
(3) islam>negatief / moslims>positief;
(4) islam>negatief / moslims>negatief.
Variatie 1 is (uiteraard) kenmerkend voor volgelingen van Mohammed en voor zelfislamiserende, naar de dhimmi-status snakkende politiek-correcte autochtonen. Variatie 2 is aan te treffen bij radicale fundamentalistische geloofsbroeders, die hun teleurstelling over de dwalingen van hun medemoslims op bloedige wijze over het voetlicht brengen.

Positivo’s die ‘hele bevolkingsgroepen’ (zoals moslims) kritiekloos ‘wegzetten’ als vredelievend en verrijkend voor iedere gastheer worden nooit als vuige xenofielen bestempeld: positief discrimineren van ‘de zwakkeren’ is namelijk niet alleen toegestaan, maar wordt zelfs toegejuicht (waarbij men voorbijgaat aan het feit dat positieve discriminatie van de een automatisch negatieve discriminatie van de ander impliceert). Oordeel je echter negatief over ‘de moslims’, dan ben je niet alleen een xenofoob, maar zelfs een racist (een aantijging waarvan een HVV-er tegen wil en dank als Marcel “soms scheert het wel eens langs racisme hier” & “ik publiceer voornamelijk op HVV omdat ik voor weblogs als FN waarschijnlijk niet chic genoeg ben” Vreemans spontaan in een kramp schiet). Hoe vaak moet het nog herhaald worden: Mohammedanen vormen geen ras (en als dat wel zo zou zijn, dan zouden zij de ultieme racisten blijken). Negativo’s hebben geen afkeer van moslims omdat de meesten gekleurd zijn, maar omdat ze een verfoeilijke totalitaire ideologie aanhangen. Sommigen koesteren zelfs een speciale verachting voor blanke bekeerlingen.

HVV-ers verschillen over tal van onderwerpen van mening (ik zie zelf bijvoorbeeld weinig heil in het libertarisme), maar over één ding zijn ze het eens: de islam is een kwaadaardige ideologie, die een groot gevaar vormt voor het Westen. In de houding ten aanzien van moslims zijn twee hoofdstromingen te ontwaren: het optimisme van degenen die geloven dat bij het juiste beleid (de meeste) moslims kunnen en willen integreren in de Nederlandse samenleving en het pessimisme van degenen die geloven dat ze dat niet kunnen en vooral ook niet willen. Ik behoor tot de laatstgenoemde categorie en naar mijn mening heeft de geschiedenis ons gelijk op overtuigende wijze bewezen. Moslims hebben nooit iets anders nagestreefd dan de onderwerping en overheersing van iedereen die hun geloof niet deelt en er is geen enkele reden om aan te nemen dat ze op dit punt ooit zullen veranderen. Discussies over de beste manier om moslims te integreren zijn dan ook zinloos.

Het is moeilijk om mensen los te koppelen van hun opvattingen en de optimisten moeten zich dan ook in allerlei bochten wringen om de sceptici te overtuigen. Ze gebruiken daarvoor uiterst dubieuze argumenten. (a) Moslims zijn de grootste slachtoffers van de islam. Dat moge (gedeeltelijk) waar zijn (afstand geeft gelukkig enige bescherming), maar mensen die slachtoffer worden van de ideologie die ze zelf aanhangen zijn in hoge mate medeschuldig aan hun lot en wekken bij mij weinig “mededogen en barmhartigheid” op. (b) Vele moslims kennen de werkelijke inhoud van de koran niet (omdat ze het Arabisch niet beheersen of zelfs analfabeet zijn, en een ‘suikerversie’ gepresenteerd krijgen). Dat wil ik best geloven. Waar het echter om gaat is dat slechts weinig moslims bestrijden dat men de koran letterlijk moet nemen. De vraag is dan ook hoe ze zullen reageren als ze kennis maken met de ware (haatzaaiende, opruiende, seksistische) inhoud van de koran. Zullen ze zich vol walging van de islam afwenden, of zullen ze tot de conclusie komen dat ze tot dan toe geen goede moslims zijn geweest? Ik vrees het antwoord. (c) Het overgrote deel van de moslims is gematigd (of ze zijn zelfs seculier, liberaal, of voormalig, maar durven daar niet openlijk voor uit te komen). Dat is heel goed mogelijk. De vraag is echter wiens kant ze zullen kiezen bij een conflict tussen westerlingen en islamofascisten. Lagonda kent het antwoord.

Het negativisme van de pessimisten ten aanzien van moslims wordt gevoed door wantrouwen: liegen tegen ongelovigen (taqiyya) mag immers van de allerhoogste. Er zijn ongetwijfeld talloze aardige moslims (ik ken er zelfs een paar), maar zolang het overgrote deel van de slaven van Allah de koran serieus neemt, doe ik dat ook, en beschouw ik de leden van de ummah als mijn gezworen vijanden. Als atheïst heb ik namelijk nogal wat te verliezen in de door de meesten van hen voorgestane shariastaat. Mijn kop, om precies te zijn. Sommige pessimisten willen zover gaan de koran (en zelfs de islam) in Nederland te verbieden, maar dat is natuurlijk onzinnig -alleen al omdat een dergelijk verbod niet te handhaven is. Ik heb er ook helemaal geen probleem mee dat mensen de koran lezen, zolang ze er maar niet naar leven.

Als de pessimisten gelijk hebben, zijn er drie mogelijke scenario’s voor de toekomst van Nederland: (1) We laten de zaken op hun beloop. Dan is Nederland voor het eind van deze eeuw een shariastaat waarin het trieste restje autochtonen een uitzichtloos bestaan als verachte tweederangsburgers lijdt. De overigen hebben zich om hun hachje te redden tot de islam bekeerd, zijn vermoord, of zijn verdreven. (2) We laten de zaken te lang op hun beloop, maar besluiten uiteindelijk toch ons niet als lammeren naar de slachtbank te laten voeren. Dan is een burgeroorlog onvermijdelijk. (3) We besluiten onze samenleving te redden nu het nog kan. Dan moeten we eerst de kraan dichtdraaien (een complete stop op de immigratie van islamieten) en vervolgens flink dweilen (het 'wegpesten' of desnoods deporteren van alle allahtonen die onze maatschappij schade berokkenen, of weigeren zich aan te passen en niet uitdrukkelijk afstand nemen van de onacceptabele passages in de koran). Ik prefereer optie 3, maar gezien de slapheid en de struisvogelneigingen van het overgrote deel van de autochtone Nederlanders zal het scenario 1 wel worden. Gelukkig ben ik de vijftig al ruim gepasseerd en heb ik geen kinderen. Het zal mijn tijd wel duren en het heeft weinig zin me druk te maken over het lot van andermans (klein)kinderen als ze dat zelf niet doen. [Ik kan dat echter nog steeds niet laten, hoe goed het ook voor mijn gemoedsrust zou zijn.]

Bij het uitstippelen van een strategie voor de toekomst is het verstandig je eerst af te vragen wat je staat te verliezen als blijkt dat je de verkeerde keuze hebt gemaakt. Als de pessimisten ongelijk hebben, verliezen wij bij vastberaden actie niets dan het weinig geapprecieerde gezelschap van een massa nutteloze medelanders en mogelijk een deel van onze welvaart door een olieboycot (dan kunnen we gelijk eens zien wat het EU-lidmaatschap waard is). Als de optimisten ongelijk hebben, verliezen wij onze vrijheid, onze cultuur, onze welvaart en mogelijk zelfs ons leven. De juiste keuze lijkt me dan ook niet moeilijk.

Massale immigratie is altijd een ramp voor de ontvangende bevolking (vraag het de Amerikaanse Indianen, de Australische Aborigines, of de Papoea’s van Irian Jaya maar). Immigranten komen namelijk nooit om de autochtonen goed te doen, maar om er zelf beter van te worden. Als de inheemsen al profiteren van de aanwezigheid van vreemdelingen, is dat zuiver toeval. Bovendien is het dan voornamelijk de elite die de wrange vruchten plukt. Principiële geweldloosheid is suïcidaal als men te maken heeft met een meedogenloze tegenstander (we moeten nooit vergeten dat moslims alleen gevoelens van ‘mededogen en barmhartigheid’ koesteren jegens geloofsgenoten). Ik ben van nature de vreedzaamheid zelve, maar één ding staat voor mij buiten kijf: ieder volk heeft het recht om zijn grondgebied, zijn cultuur en zijn welvaart te verdedigen tegen indringers –desnoods met geweld.

Dit artikel is ook te vinden op de website Het Vrije Volk.

dinsdag, juli 15, 2008

De kwalijke consequenties van polygamie.

Het polygamiedilemma.

Er worden meer jongens dan meisjes geboren, maar tegen de tijd dat er voortgeplant moet worden zijn de verhoudingen aardig in evenwicht. Monogamie lijkt dan ook de meest voor de hand liggende optie. Anderzijds zijn mannen, zoals ze gaarne beweren, van nature polygaam (een claim die ‘wetenschappelijk’ is bewezen door sociobiologen). We hebben hier dus te maken met een existentieel dilemma. Daar zijn wel oplossingen voor, maar die brengen hoge sociale kosten met zich mee, vooral voor vrouwen. [Polygamie is een paraplubegrip: de juiste antropologische term is polygynie in geval van een man met meerdere echtgenotes en polyandrie in geval van een vrouw met meerdere echtgenoten. Aangezien polyandrie echter nauwelijks voorkomt, is polygamie in de praktijk synoniem met polygynie.]

In het dierenrijk is de oplossing simpel. Bij polygame diersoorten worden ‘overtollige’ jonge mannetjes naar de periferie van de groep verdreven, of zelfs uit de groep gestoten, waardoor er onevenredig veel sneven. Van de overlevende mannetjes sterft een hoog percentage (degenen die er niet in slagen om een harem te verzamelen of te veroveren) zonder nakomelingen. In menselijke samenlevingen is het dierlijke model nauwelijks toepasbaar, daarvoor is de (arbeids)kracht van jonge mannen te waardevol.

Een opvallende uitzondering vormen enkele obscure, hyperpolygame Amerikaanse sekten, zoals de Fundamentalist Church of Jesus Christ of Latter Day Saints (recentelijk in het nieuws vanwege het seksuele misbruik van jonge meisjes). Een man moet daar minstens drie echtgenotes hebben om in de hemel te kunnen komen en de leiders hebben er vaak tientallen. Door deze sekte zijn in de loop der jaren honderden jongens (sommigen pas 13 jaar oud en allen verstoken van enige opleiding) letterlijk buiten het hek gezet vanwege triviale vergrijpen. De groep kan zich dat permitteren omdat men parasiteert op de sociale voorzieningen van de samenleving die men veracht en afwijst. [Precies hetzelfde gebeurt in toenemende mate bij Europese moslims. ‘Partnerloze’ moslimvrouwen die kinderen voortbrengen (vrijwel altijd stiekeme polygamistes) moeten dan ook uitgesloten worden van bijstand.]

Onontbeerlijk als ze zijn, jonge mannen vormen door hun obsessie met seks, hun overmaat aan agressie en hun rebelse neigingen voor alle samenlevingen een probleem. Niets ‘temt’ ze zo effectief als de verantwoordelijkheid voor een vrouw en een paar koters, dat weet iedere voetbaltrainer. In monogame agrarische en vroeg-industriële samenlevingen, waar hun arbeidsinzet cruciaal is, worden ze dan ook zo jong mogelijk het huwelijk ingedreven. In polygame samenlevingen is dat nu net niet de bedoeling, daar moet men dus andere maatregelen nemen om jonge mannen in het gareel te houden.

Een handige oplossing voor het polygamiedilemma is oorlog. In oorlogen sneuvelen veel (vooral jonge) mannen, zodat er ruimte komt op de huwelijksmarkt. Zegevierende strijders kunnen bovendien de vrouwen van verslagen tegenstanders roven en onderwerpen. Het is geen toeval dat de polygame islam het verkrachten van slavinnen expliciet toestaat en het monogame christendom niet (omdat in het christendom seks alleen binnen het huwelijk is toegestaan, is dit zelfs impliciet verboden). Slechts weinig samenlevingen zijn echter ingericht op permanente oorlogvoering en verlies is een reële mogelijkheid –waarna men van de eigen vrouwen beroofd wordt.

Een andere optie is differentiatie in de huwelijksleeftijd. Als men in een samenleving met weinig of geen contraceptie en dus een ‘natuurlijke’ bevolkingspiramide vrouwen laat trouwen als ze rond de 15 zijn en mannen als ze rond de 30 zijn, betekent dit dat er meer huwbare vrouwen dan huwbare mannen beschikbaar zijn, al is het verschil niet groot genoeg om iedere man van meer dan één echtgenote te voorzien. Deze oplossing schept echter weer een ander probleem: tijdens de meest seksueel actieve periode in hun leven is voor mannen de meest voor de hand liggende seksuele uitlaatklep (omgang met hun eigen echtgenote) geblokkeerd. Jonge mannen moeten er in deze situatie van weerhouden kunnen worden een vrouw te nemen, want van een vrije partnerkeuze kan er in polygame samenlevingen uiteraard geen sprake zijn.

Dat is bijvoorbeeld mogelijk door het verplicht stellen van een bruidsprijs, betaald in prestigegoederen (zoals vee) die in handen zijn van de oudere garde. Jonge mannen kunnen dan alleen met medewerking van oudere mannelijke familieleden huwen. Die hebben altijd de optie de goederen te gebruiken om een extra vrouw te ‘kopen’ voor zichzelf, in plaats van een eerste echtgenote voor een zoon of kleinzoon. Ze kunnen echter niet eindeloos weigeren, omdat de jongeren dan weglopen en hun diensten aanbieden aan een patroon die wél bereid is de bruidsprijs te verschaffen. De introductie van de geldeconomie heeft dit systeem (typerend voor veel Afrikaanse culturen) ondermijnd, waardoor het aantal polygame huwelijken daar dramatisch is afgenomen.

In krijgshaftige culturen komt dit vaak voor in combinatie met een leeftijdsklassensysteem. Na de initiatie worden mannen opgenomen in leeftijdsklassen, die een vastgestelde taak hebben. De jongste groepen worden als krijgers ‘opgeborgen’ in kazernes of mannenhuizen. Ze mogen niet trouwen, maar hebben wel veel prestige. In traditioneel levende, ‘heidense’ Afrikaanse samenlevingen met dit systeem hecht men weinig waarde aan seksuele exclusiviteit. Sociaal vaderschap is belangrijker dan biologisch vaderschap, want een man ontleent zijn prestige aan de zeggenschap over een grote verwantengroep, niet aan het waarborgen van de eerbaarheid van zijn vrouwen en dochters. Jonge mannen hebben dan ook niet alleen de mogelijkheid tot seksuele omgang met ongehuwde meisjes (een eventuele zwangerschap is een welkom bewijs van vruchtbaarheid), maar ook met gehuwde vrouwen (mits de echtgenoot niet openlijk wordt geschoffeerd). Homoseksuele verhoudingen komen eveneens voor, waarbij jongere krijgers als ‘plaatsvervangende echtgenotes’ fungeren voor hun oudere collega’s. Ze zijn echter geenszins verplicht zich hiervoor te lenen.

De nadelen van polygamie.

Polygamie brengt tal van onvoorziene en (en vaak ongewenste) bijverschijnselen met zich mee. Vrouwenverachting is niet voorbehouden aan polygame culturen, maar wordt er wel door bevorderd. De menselijke (vooral de mannelijke) geest is simplistisch: als een man vier vrouwen mag hebben is hij ‘dus’ viermaal zoveel waard als een vrouw. [De koran flatteert deze verhouding nog enigszins door officieel vast te leggen dan een man tweemaal zoveel waard is als een vrouw.] Mede hierdoor komt homoseksueel gedrag in polygame samenlevingen aanzienlijk meer voor dan in monogame (wat niet automatisch betekent dat een groter deel van de bevolking homoseksueel is).

In polygame samenlevingen bestaat per definitie een relatief vrouwentekort: mannen willen altijd meer vrouwen huwen dan er beschikbaar zijn. In de meeste culturen wordt een man pas voor vol aangezien als hij een vrouw en kinderen heeft, een levensopgave die in monogame maatschappijen aanmerkelijk makkelijker te vervullen is dan in polygame (‘op ieder potje past wel een dekseltje’). Het kost naar polygamie snakkende mannen grote moeite een partner te vinden en mannen met maar één vrouw (die ook daar de meerderheid vormen) blijven schlemielen, aangezien het ideaal er meerdere voorschrijft. Een aanzienlijke minderheid slaagt er niet in een huwelijkspartner (en daarmee een respectabele plaats in de gemeenschap) te veroveren en dat is een bron van ongekende frustratie. De concurrentie om vrouwen, met alle negatieve gevolgen van dien, is dan ook fel.

Polyandrie is niet het spiegelbeeld van polygynie. Deze uiterst zeldzame huwelijksvorm kwam vrijwel uitsluitend voor bij volken die in zeer zware omstandigheden leefden en was de onvermijdelijke consequentie van wijdverbreide vrouwelijke infanticide (het doden van pasgeboren meisjes) -tegenwoordig streng verboden. Bij de Inuit, bijvoorbeeld, mocht een gast gebruik maken van de seksuele diensten van de vrouw des iglo’s en in Tibet trouwde menig meisje met een groep broers. In polygyne samenlevingen worden pasgeboren jongens niet massaal omgebracht. Ook daar bestaat doorgaans een jongensoverschot. Meestal niet door infanticide (dat vindt men toch te cru), maar door selectieve verwaarlozing. Meisjes zijn minder waard dan jongens, dus krijgen ze minder lang borstvoeding, minder en slechter eten, geen of onvoldoende medische zorg, moeten ze harder werken en zijn ze vaker slachtoffer van geweld. Het gevolg is dat (tegen de natuurlijke verhoudingen in) er meer meisjes dan jongens sterven.

In moderniserende maatschappijen is daar een verontrustend fenomeen bij gekomen: de selectieve abortus van vrouwelijke foetussen. In (het van oorsprong polygame, maar door de communistische revolutie gedwongen monogame) China is dit een onbedoeld effect van de eenkindpolitiek (in sommige plattelandsgebieden is de verhouding momenteel 125 jongens per 100 meisjes), dat door de overheid fel wordt bestreden. Islamitische autoriteiten kunnen over het algemeen heel wat meer begrip opbrengen voor de wens om veel zonen te hebben en staan selectieve abortus dikwijls (oogluikend) toe.

Veel polygyne maatschappijen hebben dus niet alleen een relatief vrouwentekort, maar in toenemende mate ook een absoluut vrouwentekort (er zijn aanzienlijk minder huwbare vrouwen dan huwbare mannen). De ontwrichtende gevolgen laten zich raden.

Een van de voornaamste redenen om veel echtgenotes/concubines te willen, is om veel nakomelingen te krijgen. Bijgevolg hebben vrouwen in polygame samenlevingen gemiddeld een groter aantal kinderen dan hun monogame tegenhangers -vaak teveel kinderen om op een verantwoorde wijze te kunnen grootbrengen. Overbevolking is de logische uitkomst van een dergelijke constellatie.

Mede door de medische hulp van het Westen (die dus dringend gestaakt moet worden) is het aantal boze jonge mannen (geen werk, geen partner, geen vooruitzichten) in polygame maatschappijen de afgelopen decennia explosief toegenomen. De wal zou uiteindelijk het schip vanzelf keren, ware het niet dat westerse regeringen zo stupide zijn een groot deel van dit overschot aan nuttelozen in hun eigen landen toe te laten, waar ze voor niets dan ellende zorgen. We mogen polygame samenlevingen nimmer toestaan hun problemen naar ons deel van de wereld te exporteren en moeten deze ongewenste immigratie met alle middelen (tot het meest brute geweld toe) tegengaan.

Polygamie en de islam.

Polygamie is nog veel problematischer in combinatie met het eer-en-schaamte-complex, zoals dat voorkomt in de landen rond de Middellandse Zee en in Voor- en Centraal-Azië. Deze combinatie is kenmerkend voor islamitische samenlevingen. Het bewaken van de eer en het prestige van de familie staat daar primair. Vrouwen hebben zelf geen eer, maar kunnen wel de eer van de groep aantasten door onacceptabel (seksueel) gedrag -en dat wordt breed gedefinieerd. In culturen met het eer-en-schaamtecomplex vindt men naast verachting ook een groot wantrouwen ten aanzien van vrouwen. Mannen voelen zich vaak ‘gedwongen’ tot daden die ieder normaal mens een gruwel zouden zijn, zoals het vermoorden van echtgenotes, zusters en dochters om de familie-eer te herstellen.

In islamitische samenlevingen heerst een maagdelijkheidcultus. Meisjes moeten per se als maagd het huwelijk in. Om de kans op overtreding van de strenge gedragscode zo klein mogelijk te maken worden moslimmeisjes vaak op extreem jonge leeftijd uitgehuwelijkt. In andere polygame samenlevingen wacht men tot ze hun eerste menstruatie achter de rug hebben, maar moslims zijn deze omineuze ommekeer liever voor: in sommige landen mogen meisjes (in navolging van Mohammeds vrouw Aisha) al op negenjarige leeftijd trouwen.

De demonen die ze zo verwoed bestrijden scheppen moslims meestal zelf. Het gemiddelde leeftijdsverschil tussen echtelieden is in islamitische samenlevingen aanmerkelijk groter dan in monogame en vaak zijn de partners bij de huwelijkssluiting onbekenden van elkaar. Een vrouw die gedwongen wordt om te huwen met een veel oudere man (die haar meestal nog slecht behandelt ook), is veel meer geneigd tot overspel dan een vrouw die uit liefde trouwt met de man van haar keuze.

Een onmisbaar hulpmiddel om jonge mannen in het gareel te houden is religieuze indoctrinatie/terreur, die zowel intern (om hen angst in te boezemen) als extern (om hen tegen ongelovigen op te hitsen) wordt ingezet. Alle fatsoenlijke vormen van heteroseksueel verkeer zijn voor hen taboe. Slechts het gebruik van prostituees en verkrachting resteren. Vrouwen zonder mannelijke beschermer zijn dan ook vogelvrij. Het verkrachten van de vrouwen van de ongelovigen is naast plezierig ook nog verdienstelijk, vandaar dat jonge moslims met zoveel gretigheid tegen hen ten strijde trekken.

Ook islamieten maken zich (alle ontkenningen ten spijt) veelvuldig schuldig aan homoseksuele uitspattingen. Door de koran wordt dergelijk gedrag echter verboden, waardoor het zeer negatief beoordeeld wordt en diepe gevoelens van schaamte oproept (vooral de passieve variant). Seksueel misbruik van jongeren door mannen die gezag over hen hebben (oudere broers en neven, werkgevers, koranleraren) is schering en inslag in islamitische samenlevingen. Hoewel men veel jonge mannen als ‘polymorf pervers’ kan betitelen, is voor het overgrote deel een (meestal ruwe) anale penetratie beslist geen plezierige ervaring. In tegendeel, deze wordt als zeer vernederend ervaren. De enige manier om deze vernedering enigszins in positieve richting om te buigen is er geld mee te verdienen (waarbij men ook nog wel eens de actieve rol op zich mag nemen). Niet voor niets is het gros van de jongensprostituees in Nederland van Marokkaanse herkomst. Dit verklaart ook de weerzin van veel moslims jegens westerse homoseksuelen: een volwassen man die zich vrijwillig laat penetreren is beyond contempt. Uiteraard staan dergelijke misbruikte jongens te popelen om wraak te nemen, door het verkrachten van westerse meisjes, eerloze moslima’s, of hun jongere broertjes bijvoorbeeld.

Als mannen van jongsaf aan zijn opgevoed met het idee dat vrouwen minderwaardig en onbetrouwbaar zijn (en bovendien dikwijls verplicht worden om te trouwen met een nauwe verwant) is het geen wonder dat de seksuele relatie met hun vrouw dikwijls allesbehalve bevredigend is –tenzij er een flinke portie sadisme aan te pas komt (zelfs de ‘normale’ huwelijkse omgang is vaak een verkapte vorm van verkrachting). In sommige gebieden, zoals West-Afrika, geven veel mannen de voorkeur aan penetratie van een ‘droge vagina’ en voelen vrouwen zich genoodzaakt om middelen te gebruiken die hun vagina uitdrogen (vochtigheid is een teken van ‘ongezonde’ seksuele belangstelling). Dat daarmee de seksuele omgang veel pijnlijker wordt en de kans op een HIV-besmetting aanzienlijk toeneemt, laat deze mannen volkomen koud.

Vooral in islamitische samenlevingen worden sadistische mannen op hun wenken bediend. Vrouwenbesnijdenis komt weliswaar niet alleen daar voor, maar de ergste vorm ervan (pharaonische besnijdenis) wel. Daarbij worden zowel de clitoris als de schaamlippen weggesneden (vaak met een glasscherf of een roestig scheermesje) en wordt de vagina dichtgenaaid, waarbij men slechts een opening ter grote van een luciferkop openlaat om het menstruatiebloed te laten wegvloeien. Men kan zich levendig indenken dat de huwelijksnacht traumatisch is, niet alleen voor de vrouwen die letterlijk opengescheurd worden, maar ook voor mannen die er niet in slagen hun dichtgenaaide echtgenote te penetreren (wat een grote schande is) en die daarom soms naar een mes grijpen om haar open te snijden. Vrouwen moeten in ieder geval opengesneden worden bij de bevalling omdat ze anders helemaal uitscheuren. Niet zelden worden ze daarna weer dichtgenaaid. Het is niet moeilijk voorstelbaar dat veel vrouwen maar weinig moederliefde op kunnen brengen voor de kinderen die hen zoveel ellende hebben bezorgd -en dat ze hun man haten als de pest.

Besnijdenis (met name clitoridectomie) heeft het uitdrukkelijke doel om vrouwen de mogelijkheid tot het beleven van seksueel genot te ontnemen (circumcisie is voor mannen ook geen lolletje, maar heeft een totaal andere doelstelling en veel minder zwaarwegende gevolgen). In een polygame samenleving heeft de gemiddelde vrouw minder seks dan in een monogame en het is natuurlijk niet de bedoeling dat ze een gemis voelt en alternatieven gaat zoeken. De verhalen over islamitische sensualiteit zijn dan ook louter sprookjes.

Typerend voor islamitische maatschappijen is de prevalentie van afwijkend (om niet te zeggen pervers) seksueel gedrag. Moslims zijn weliswaar niet allemaal ‘geiteneukers’, maar de islam is wel de enige religie waarin geestelijken de gelovigen precies vertellen hoe je een geit het beste kan neuken (je moet haar daarna niet gebruiken voor eigen consumptie, maar mag haar wel verkopen aan onwetenden). Al even exemplarisch is dat de ontdekking dat het juist de islamitische landen zijn waar het meeste gegoogled wordt naar (afwijkende vormen van) seks.

Conclusie.

Polygamie vormt een eindeloze bron van frustraties. De enigen die ervan profiteren zijn geslaagde (meest oudere) mannen –en die vormen in elke samenleving slechts een kleine minderheid. De islam is bij uitstek de belangenbehartiger van dit soort mannen en is dan ook niet toevallig de enige 'wereldreligie' die polygamie propageert.

Fenomenen als polygamie, het eer-en-schaamtecomplex, besnijdenis en ander geweld jegens vrouwen en een verstoorde sekseratio zijn niet beperkt tot islamitische samenlevingen, maar de meest kwalijke uitwassen ervan ziet men vooral daar. Nergens is de vrouwenhaat virulenter, is de seksuele frustratie groter, zijn de mensen fatalistischer en heeft de verelendung als gevolg van overbevolking meedogenlozer toegeslagen dan daar waar de islam heerst. Deze religie vergiftigt iedere maatschappij waarin hij weet door te dringen. In plaats van dergelijke disfunctionele cultuuraspecten te bestrijden (zoals het christendom tenminste nog probeert), neemt de islam ze over en voegt er de eigen verfoeilijke gebruiken (voorgeschreven in de koran) aan toe. Dit zijn misstanden die autochtone Nederlanders gelukkig (nog) niet tolereren. De islam is dan ook een kankergezwel dat onverwijld uit onze samenleving moet worden weggesneden.

Dit artikel is ook te vinden op de website Het Vrije Volk.

maandag, april 28, 2008

De paus en de pedo's.

Paus Benedictus XVI heeft tijdens zijn recente bezoek aan de VS (15 tot 21 april jl.) herhaalde malen zijn afschuw en schaamte uitgesproken over het pedofilieschandaal dat de rooms-katholieke kerk daar op zijn grondvesten heeft doen schudden. Tevens waste hij de Amerikaanse bisschoppen zo duchtig de oren over hun nalatigheid (niet alleen wat betreft het uit de roulatie halen van de daders, maar ook wat betreft het geven van het goede voorbeeld), dat ze er na afloop van de bijeenkomst volgens KRO-correspondent Stijn Fens als ‘geslagen honden’ bijstonden. De pedofiliecrisis heeft diepe wonden geslagen binnen de rooms-katholieke kerk van de VS: meer dan 4000 kinderen misbruikende priesters en diakens, meer dan 10.000 slachtoffers, meer dan 2 miljard dollar aan schadevergoedingen, waardoor zes bisdommen op de rand van het faillissement staan, en een (onherstelbare?) schade aan het vertrouwen in de kerkelijke hiërarchie.

Een team van het John Jay College voor Criminele Justitie heeft uitgebreid onderzoek naar deze kwestie gedaan. Daaruit kwamen o.a. de volgende zaken naar voren. De vierduizend kinderschenders representeren ca. 4% van de priesters die in de periode 1950 tot 2002 actief waren. Verreweg het meeste misbruik vond plaats van 1960 tot 1990 (vooral in de periode 1970-1980), recente gevallen zijn zeldzaam. Niet zelden was er alleen sprake van milde vormen van misbruik (suggestieve opmerkingen, seksuele voorstellen, of aanrakingen boven de kleren), maar in een derde van de gevallen ging het om platte (meestal orale of anale) seks. Ruim 80% van de belaagden waren van het mannelijk geslacht en adolescenten vormden de meerderheid (bij de helft ging het om 11 tot 14 jarigen). Verreweg de meeste handtastelijke priesters hebben zich slechts eenmalig of een beperkt aantal keren aan een kind vergrepen. Sommigen deden dat alleen in zeer stressvolle omstandigheden. De ‘seriële pedofielen’ vormden een minieme minderheid (149 geestelijken hadden meer dan 10 kinderen belaagd). Ze gingen zeer systematisch te werk en bereidden hun acties nauwgezet voor door het vertrouwen te winnen van gezinnen met kinderen en hun potentiële slachtoffers te ‘verleiden’ met cadeautjes, uitstapjes e.d. Ze legden een voorkeur aan de dag voor kinderen uit de lagere sociale milieus omdat deze meer behoefte hebben aan genegenheid en minder snel geloofd zullen worden). Ze hadden soms honderden slachtoffers op hun conto (berucht zijn de strooptochten van o.a. John Geoghan, Paul Shanley, Rudy Kos en Oliver O’Grady).

Een van de opvallendste aspecten van deze crisis is de haast waarmee door velen, zelfs door de paus, is betoogd dat het misbruik van kinderen niets met de prevalentie van homoseksualiteit onder Amerikaanse priesters te maken heeft, ondanks het feit dat de grote meerderheid van de slachtoffers jongens waren. Misschien zou men dit staande kunnen houden, als het hier overwegend ‘echte pedofielen’ had betroffen: mensen die zich aangetrokken voelen tot prepuberale kinderen, waarbij de sekse hen in de meeste gevallen niet veel uitmaakt (alleen zijn jongetjes voor geestelijken makkelijker te benaderen dan meisjes). In verreweg de meeste gevallen ging het echter om het misbruik van jongens in de tienerleeftijd (efebofilie, pederastie), waarbij de homoseksuele voorkeuren wel degelijk relevant zijn. Veel daders zijn dan ook het best te classificeren als instabiele, onvolwassen homoseksuelen.

Er is nog een tweede schandaal in de Amerikaanse kerk, waarover echter nauwelijks gerept wordt: de afgelopen decennia zijn honderden katholieke geestelijken overleden aan de gevolgen van AIDS. Het merkwaardige is dat, ook als de doodsoorzaak bekend is, de betrokkenen geen enkel verwijt wordt gemaakt, hoewel ze onmiskenbaar in drievoudig opzicht zwaar gezondigd hebben (volgens de katholieke leer zijn zowel seks buiten het huwelijk, als seks met iemand van het eigen geslacht, als sodomie taboe). Kritiek op homoseksuelen schijnt tegenwoordig echter voor velen een groter taboe te zijn dan kritiek op geestelijken die hun geloften schenden. Zelfs de slappe en leugenachtige aartsbisschop Rembert Weakland, die met geld van zijn bisdom een (volwassen) minnaar afkocht, werd in ‘progressieve kringen’ met fluwelen handschoenen aangepakt.

De prangende vraag is uiteraard hoe het zover heeft kunnen komen. De links-liberale dooddoener is dat alle ellende het gevolg is van het celibaat. Door onthouding zouden priesters zo gefrustreerd zijn geraakt dat ze zich uit nood vergrepen aan de enigen die zich niet konden verdedigen. Het afschaffen van het celibaat wordt overigens door velen gezien als het probate middel tegen tal van euvels in de katholieke kerk (priestertekort, het weglopen van gelovigen, etc.). Het celibataire priesterschap is een tamelijk uniek fenomeen. Bij alle andere godsdiensten mogen geestelijken trouwen (bij sommige moeten ze dat zelfs). Alleen monniken zijn, ook in de oosterse religies, altijd ongehuwd. Binnen de meest verwante traditie, die van de oosters orthodoxe kerken, dienen alleen de bisschoppen ongehuwd te blijven en mogen lagere geestelijken trouwen, mits ze dat voorafgaand aan hun wijding doen.

Waar het waanidee vandaan komt dat priesters die blijk geven van een voorliefde voor tienerjongens na afschaffing van het celibaat hun voorkeuren zullen verleggen naar volwassen vrouwen, is me een raadsel, aangezien volwassenen ook nu al binnen hun bereik liggen. Dat het huwelijk geestelijken niet tegen perverse neigingen beschermt, wordt overtuigend bewezen door het recente geval van de Overbergse dominee die kinderporno verzamelde en niet van kleine meisjes af kon blijven (en die, zoals gebruikelijk, een ergerlijk lage straf kreeg). Veel pedofielen zijn getrouwd en misbruiken de eigen (stief)kinderen.

Het celibaat heeft voor de katholieke kerk niet alleen praktische voordelen (een priester hoeft geen tijd aan vrouw en kinderen te besteden, zodat hij fulltime beschikbaar is voor zijn parochianen, en er zijn geen complicaties bij de veelvuldige overplaatsingen), maar het heeft ook een diepere theologische betekenis. Door af te zien van een huwelijk geeft de priester ook nageslacht en daarmee een vorm van onsterfelijkheid op: hij zet als het ware al zijn kaarten op het bestaan van een God en een hiernamaals –een andere vorm van onsterfelijkheid. Aangezien geen geestelijke zoveel pretenties heeft als de rooms-katholieke priester (die zich de poort naar de hemel waant), vind ik dat offer eigenlijk wel passend.

Het probleem is dan ook niet het celibaat. Het probleem is de corruptie die inherent is aan de aanwezigheid van een groot aantal (stiekeme) homoseksuele geestelijken binnen de Amerikaanse kerk en hun houding ten aanzien van seksualiteit. Deze wordt gekenmerkt door een hoge mate van hypocrisie: zo beweren homoseksuele priesters graag dat het celibaat alleen betekent dat je niet mag trouwen, niet dat je geen seks mag hebben. Dat is natuurlijk onzin: volgens de katholieke leer is seks buiten het huwelijk niet toegestaan, dus niet trouwen impliceert geen seks. Sommigen wijten de seksuele aberraties waaraan veel (Amerikaanse) priesters zich schuldig maken aan de negatieve attitude ten aanzien van homoseksualiteit in het algemeen –alsof homo’s in landen waar deze geneigdheid wel geaccepteerd wordt geen wangedrag vertonen. Ondanks de ‘homofobe’ aspecten van de katholieke leer maakt men wel degelijk onderscheid tussen priesters die er discreet een monogame relatie op nahouden en degenen die over de schreef gaan door misbruik van jongeren of promiscue gedrag. Als homoseksuele priesters met wantrouwen bejegend worden, hebben ze dat toch echt te wijten aan de zwarte schapen in hun midden.

Er zijn natuurlijk altijd al homoseksuele priesters geweest en sommigen zijn hoog gestegen in de kerkelijke hiërarchie, tot aan de ‘Stoel van Petrus’ toe. Tijdens de Renaissance had men vaak openlijk lak aan het burgermansfatsoen. Zo ging paus Julius III zich te buiten aan homoseksuele orgiën met straatjongens die hij tot kardinaal had verheven (en dat is toch nog wel een graadje erger dan de pausen die hun onwettige zonen tot kardinaal bombardeerden). Hoewel de opvolgers van Petrus hun taak tegenwoordig een stuk serieuzer nemen, mag de toewijding van sommigen aan het celibaat betwijfeld worden. Over de ogenschijnlijk zo brave paus Paulus VI gaan hardnekkige geruchten geruchten dat hij werd gechanteerd (o.a. door communisten en carabinieri) vanwege zijn relatie met een toneelspeler. Sommige samenzweringsadepten beweren zelfs dat hij een homoseksuele coup in het Vaticaan heeft gepleegd door de Curie vol te stouwen met geestverwanten en door het Tweede Vaticaanse Concilie (door hem voorbereid en grotendeels voorgezeten) te misbruiken om de traditionele kerkleer te ondermijnen. De infiltratie van homoseksuelen heeft echter nog nooit de groteske vormen aangenomen die het nu in de Amerikaanse kerkprovincie heeft.

Volgens het opzienbarende boek The Rite of Sodomy begon de Amerikaanse kerk aan het begin van de twintigste eeuw uit de rails te lopen door de verderfelijke invloed van de homoseksuele kardinalen William O’Connell en Francis Spellman. De meeste wortels van het probleem liggen echter in de woelige jaren zestig en zeventig, toen een groot aantal priesters door een verkeerde interpretatie van de besluiten van het Tweede Vaticaanse Concilie, invloeden van het hippiedom en cultureel-marxistische agitatie van hun wortels werden losgerukt. De ‘progressieve’ heteroseksuelen traden massaal uit om te gaan trouwen, hun homoseksuele geestverwanten bleven in de kerk en verwoestten die van binnenuit. Deze vrijgevochten geesten besloten dat hun geaardheid ‘door God gegeven’ was en dat ze hun seksualiteit vrijelijk, en in eigen kring ook openlijk, mochten beleven. De homoseksuele netwerken en cliques bloeiden als nooit tevoren. Degenen die meenden dat deze niet schadelijker waren dan, bijvoorbeeld, de Ierse cliques hebben zich grandioos vergist. Homoseksuele priesters steunen elkaar vaak door dik en dun en hierdoor (en door het feit dat paus Johannes Paulus II niet geïnteresseerd was in de interne organisatie van de kerk en de bisschopsbenoemingen grotendeels aan anderen overliet) kon een toenemend aantal van hen een hoge positie bereiken in de kerkelijke hiërarchie, tot het niveau van aartsbisschop en leider van een seminarie toe (recente voorbeelden zijn de kardinalen Joseph Bernardin en Theodore McCarrick).

Het probleem werd steeds groter door het feit dat heteroseksuelen zodanig afknapten op de homo-erotische sfeer in veel seminaries en ook zodanig buitengesloten werden, dat velen hun roeping opgaven. De rooms-katholieke kerk is altijd volstrekt helder geweest in de opvatting dat homoseksuelen niet thuishoren in het geestelijk ambt, maar door het priestertekort en het feit dat ook de ‘poortwachters’ voor een aanzienlijk deel gecorrumpeerd waren, werd vrijwel iedereen, behalve misschien de al te opzichtige relnicht, tot de seminaries toegelaten. Rudy Kos, bijvoorbeeld, was gescheiden en had al een reputatie als kinderschender voor hij seminarist werd. Als gevolg van dit alles is het percentage homoseksuelen onder Amerikaanse priesters schrikbarend gestegen. De schattingen variëren van ca 25% tot meer dan 50%, waarbij het hogere getal vermoedelijk dichter bij de waarheid ligt. Daarmee loopt het priesterschap niet alleen het gevaar een homoseksuele professie te worden, maar is het dat eigenlijk al. Bijkomende problemen zijn het feit dat Amerikaanse priesters zichzelf tegenwoordig meer zien als een soort maatschappelijk werker dan als een geestelijk leidsman en het feit dat priesters in de toenemend hedonistische Amerikaanse maatschappij verleerd hebben zichzelf iets te ontzeggen –of dat nu een fraaie woning, een aangename vakantiereis, of seks is.

Theoretisch gezien is er geen fundamenteel verschil tussen een celibataire heteroseksuele priester en een celibataire homoseksuele priester en natuurlijk zijn er fatsoenlijke, goed functionerende en zich aan alle regels houdende homoseksuele geestelijken (zoals de zelfs tot reclamespotjes doorgedrongen BP-er Antoine Bodar). In de praktijk is er echter wel degelijk verschil. Homopriesters staan aan veel meer verleidingen bloot en bezwijken dus gemakkelijker. Terwijl er alle mogelijke moeite wordt gedaan om heteropriesters verre te houden van vrouwen (door ze bijvoorbeeld te chaperonneren en ze met oude en onaantrekkelijke huishoudsters op te zadelen), worden homopriesters juist opzettelijk met de objecten van hun verlangens samengebracht. Vaak in een intieme setting, zodat de kat wel heel stevig op het spek wordt gebonden. Daar komt nog bij dat de kloof die tussen hen en de hoekstenen van de katholieke samenleving gaapt nog dieper is dan het toch al bijna onoverbrugbare dal tussen de heteropriesters en hun flink geseculariseerde kudden. En last but not least wekken ze veel ressentiment op bij de heteropriesters, niet alleen door hun irritante onderlinge solidariteit, maar ook omdat de offers die het celibataire leven vergt niet te vergelijken zijn: heteropriesters geven een bijna even verheven roeping, het vaderschap, op, terwijl homopriesters niets anders opgeven dan een zondig bestaan. De hernieuwde poging van paus Benedictus om mannen met homoseksuele verlangens buiten de seminaries te houden, is dus wel degelijk zinvol. Dan maar wat minder aanmeldingen: de huidige paus heeft liever goede priesters dan vele priesters.

Hoeveel minderjarigen er werkelijk slachtoffer van de pedofielen en pederasten binnen de Amerikaanse geestelijkheid zijn geworden, zal wel altijd duister blijven. Verreweg de meeste gevallen van misbruik zijn al lang en breed verjaard. Veel kinderschenders zijn overleden of seniel. Te bewijzen valt er meestal niets meer. Sommige slachtoffers houden ook nu nog hun mond, uit schaamte of uit misplaatste solidariteit met de kerk. In hun verlangen om het schandaal zoveel mogelijk binnenskamers te houden hebben bisschoppen ingestemd met gigantische schadevergoedingen (gemiddeld meer dan een miljoen per klager), vaak ongeacht de overweging of een slachtoffer een keer in het kruis was getast of jarenlang anaal was verkracht. Dit kan klagers hebben aangelokt die voordien niet beseften dat ze zielig waren.

De katholieke hiërarchie in de VS heeft opzichtig gefaald in haar pogingen de pedofiliecrisis te beteugelen. Voor een beter begrip moeten wij ons echter het volgende realiseren. Niemand van de betrokkenen heeft de ernst en omvang van het seksuele misbruik juist ingeschat (of zelfs maar kunnen inschatten) omdat vele slachtoffers er tot voor kort het zwijgen toe deden (het meeste misbruik vond plaats vóór 1990, het overgrote deel van de klachten dateert van na 1990, vele zelfs van na 2000). Degenen die wel alarm sloegen, werden vaak niet geloofd (zelfs niet door hun eigen ouders). Daarbij komt nog dat slechts langzaam begint door te dringen dat een seksuele perversie niet te genezen is. Men kan de katholieke gezagsdragers nauwelijks verwijten dat ze deze harde waarheid niet hebben onderkend, als vele ‘deskundigen’, zoals rechters en psychiaters, op dit punt eveneens in gebreke zijn gebleven (en nog steeds in gebreke blijven, gezien de ridicuul lage straffen die aan pedofielen en incestplegers worden uitgedeeld). In de periode dat het meeste misbruik plaatsvond, werd er allerwegen aanzienlijk minder zwaar getild aan seksuele relaties met minderjarigen dan tegenwoordig: in onze eigen Eerste Kamer zat van 1963 tot 1977 een verklaarde pederast en pedofiliepromotor, de PvdA-senator Edward Brongersma, die zelfs nog met een ridderorde werd beloond voor zijn ‘grote verdiensten’. Veel bisschoppen stuurden kindermisbruikers, vooral degenen die meermalen de fout ingegaan waren, naar deskundigen voor evaluatie en/of behandeling en plaatsten ze pas weer in een parochie als ze het groene licht gekregen hadden. Het feit dat een aantal van deze ‘deskundigen’ zelf aan AIDS is overleden, roept echter de nodige twijfel aan hun expertise op. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat veel van hun cliënten vrolijk verder gingen met het belagen van kinderen. Ten slotte, katholieken, geestelijken vooral, wordt met de paplepel ingegoten dat ze zondaars moeten vergeven en ze (desnoods herhaaldelijk) een nieuwe kans moeten geven. Dat er dus kerkleiders waren die meenden dat oprecht (lijkend) berouw, een langdurige retraite en veel bidden voldoende waren om pedofielen weer op het rechte pad te brengen, is niet zo vreemd als het lijkt.

De klunzige pedofiliebevorderaars kunnen in drie categorieën onderverdeeld worden. (a) De goedgelovigen: de herderlijke figuren die hun dwalende schapen tot inkeer wilden laten komen en tot de kudde wilden terugvoeren. (b) De institutionalisten, voor wie de bescherming van de reputatie van de kerk en het priesterschap bovenaan stond en voor wie het leed van de slachtoffers (dat ze trouwens stelselmatig onderschatten) van ondergeschikt belang was. (c) De (actieve) homoseksuelen, die chantabel waren, ook als ze zich zelf niet met dergelijke praktijken afgaven, en die vaak nauw bevriend waren met handtastelijke priesters. Enige voorbeelden van de laatstgenoemde soort: Kardinaal Joseph Bernardin was de kamergenoot van Mgr. Frederick Hopwood, die er later van beschuldigd werd meer dan 100 jongens te hebben misbruikt. Aartsbisschop Rembert Weakland (Weakling zou een toepasselijker naam zijn) verblikte of verbloosde niet toen hij een 14-jarige jongen in het bed van een van zijn priesters aantrof, zodat hij, na eerst de kas van zijn aartsbisdom geplunderd te hebben om zijn eigen minnaar af te kopen, ook nog eens 595.000 dollar bijeen moest schrapen om dit slachtoffer schadeloos te stellen.

Er is nogal wat twijfel over de rol van de huidige paus Benedictus XVI bij het ‘in de doofpot stoppen’ van het kindermisbruik door priesters. In een door het Britse episcopaat fel bekritiseerde BBC-rapportage werd hij ervan beschuldigd in zijn functie van Prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer (de vroegere Inquisitie zeggen papenhaters er altijd bij) een ‘geheime aanwijzing’ te hebben gegeven aan bisschoppen om de burgerlijke autoriteiten niet op de hoogte te stellen van beschuldigingen van kindermisbruik tegen priesters. Crimen Sollicitationis, het oorspronkelijke document (daterend uit 1962), had echter betrekking op de behandeling door een kerkelijke rechtbank van zaken tegen priesters die het sacrament van de biecht hadden geschonden. De deliberaties daar moesten geheim blijven, al stond het iedereen die niet als ‘aangever’ of anderszins bij de behandeling betrokken was (het slachtoffer zelf bijvoorbeeld) vrij om de burgerlijke autoriteiten op de hoogte te stellen. Het geschrift was in eerste instantie zo geheim dat de meeste bisschoppen het niet kenden en na interventie van Kardinaal Ratzinger zo niet-geheim dat het gewoon op de website van het Vaticaan stond.

Er zijn mensen die de heilige overtuiging koesteren dat alle katholieke priesters stiekeme homo’s zijn en die in het feit dat paus Benedictus de traditionele rode instappers draagt (waarvan er ooit een paar door Prada schijnt te zijn vervaardigd) en het feit dat zijn privésecretaris geen belediging voor het oog is, al voldoende bewijs zien dat ook hij tot het geheime genootschap behoort. Door zijn ‘homofobe’ uitspraken en maatregelen heeft hij zich echter dusdanig impopulair gemaakt in homokringen dat er, o.a. via het internet, verwoede pogingen zijn gedaan hem te outen –zonder resultaat. Zijn vroegere studiegenote Uta Ranke-Heinemann (dochter van de voormalige Bondspresident Gustav Heinemann) beschrijft hem als iemand ‘zonder enige erotiek’ en ik denk dat we hem gerust kunnen scharen onder de a-seksuelen (ja heus, die bestaan), die geen flauwe notie hebben van de destructieve kanten van de seksualiteit. Benedictus behoort dan ook eerder tot de ‘goedgelovigen’ dan tot de ‘hypocrieten’. Omdat voor hem problemen met het celibaat in de eerste plaats voortvloeien uit een ‘zwakte van geloof’, was hij ook lang geneigd de oplossing te zoeken in boete en bidden. De gebeurtenissen van de afgelopen jaren hebben hem de ogen geopend. Hoe bescheiden zijn pogingen tot nu toe ook zijn, hij heeft als eerste een hooggeplaatste geestelijke (nogwel een favoriet van paus Johannes Paulus II) Marcial Maciel Degollado, de stichter van de Legionaries of Christ, die was beschuldigd van seksueel misbruik van seminaristen, uit zijn functie ontheven en veroordeeld tot een leven van ‘bidden en boetedoening’ en hij heeft de eisen die aan toekomstige seminaristen worden gesteld flink aangescherpt. Sommige critici betichten hem ervan ook zelf 'homovriendelijke' bisschoppen te hebben aangesteld (aan aartsbisschop Donald Wuerl zit zeker een luchtje), maar dat bewijst voornamelijk dat het lastig is vanaf afstand een goed oordeel over een kandidaat te vormen.

Paus Benedictus heeft tijdens zijn bezoek aan de VS een ontmoeting gehad met een zestal slachtoffers van misbruik (waaronder één vrouw). Niet iedereen in het Vaticaan kon dat waarderen, want men is doodsbang voor de Amerikaanse claimcultuur en de gevolgen die het kan hebben als het Vaticaan gebrandmerkt wordt als een mededader (met wel heel diepe zakken): in één geval is er al een schadevergoeding toegekend van 30 miljoen dollar (later verlaagd naar het nog altijd respectabele bedrag van 7 miljoen). De meeste slachtoffers zijn er nu wel van overtuigd dat de paus het ‘vat’. Zijn herhaalde spijtbetuigingen zijn een stap in de goede richting, maar zeker niet voldoende. Een voortwoekerend abces is maar op één manier te genezen: een scalpel erin zetten. Of er ook werkelijk koppen gaan rollen staat te bezien. Tot nu toe heeft er maar één prelaat, Kardinaal Bernard Law van Boston (waar het schandaal het eerst losbarstte) het veld geruimd -en hij kreeg een mooie post in het Vaticaan. De paus moet hard doorpakken en dat plaatst hem voor een dilemma. De rooms-katholieke kerk is geen multinational waar men korte metten maakt met falende managers, maar een grote familie. Het stuit de paus ongetwijfeld tegen de borst zijn ‘broeders in het ambt’ af te vallen en bovendien: als hij iedereen die in deze kwestie geblunderd heeft zijn congé geeft, houdt hij geen episcopaat meer over in Amerika. Het is bovendien zeer lastig een obstinate bisschop uit het ambt te zetten. [Dat is wel gebleken bij de escapades van de Afrikaanse aartsbisschop Emmanuel Milingo, die de hele Curie shockeerde door in een massahuwelijk met een ‘Moony’ te trouwen. Hij werd naar een klooster verbannen en, na het wijden van enkele getrouwde mannen tot priester, geëxcommuniceerd, maar hij is nog steeds bisschop.] Het Vaticaan werkt nu wel aan een regeling die het makkelijker moet maken geestelijken die kinderen verkrachten uit het ambt te zetten.

De slachtoffers zullen echter pas tevreden zijn als de ergste episcopale zondaars afgestraft zijn, vooral de bisschoppen die er nauwe betrekkingen met erkende pedofielen op nahielden. Voor velen staat de 'Teflon Kardinaal’ Roger Mahony, de aartsbisschop van Los Angeles (bij de meer conservatieve katholieken ook vanwege zijn verkrachtingen van de liturgie en zijn agitatie ten behoeve van illegale immigranten zeer impopulair), bovenaan de afschietlijst. Hij heeft een van de ergste kinderschenders jarenlang de hand boven het hoofd gehouden en zijn aartsbisdom bijna het faillissement ingedreven door het toekennen van wel zeer ruimhartige schadevergoedingen aan de slachtoffers (in totaal 660 miljoen dollar voor ruim 500 personen), alleen om te voorkomen dat hij zichzelf in een openbare rechtszitting voor zijn beleid zou moeten verantwoorden. Voorwaar een waardige zondebok.

Naschrift:

Als atheïst in hart en nieren (3e generatie en nog uit een oorspronkelijk protestants nest ook) ben ik uiteraard niet primair geïnteresseerd in de interne strubbelingen van de rooms-katholieke kerk, al zou het me spijten als een instituut met een traditie van bijna 2000 jaar aan de intriges van homoseksuelen ten onder zou gaan. Wat mij vooral frappeert is het volgende:

(1) Het is verbluffend met welk gemak homoseksuele geestelijken die ‘hun geaardheid geaccepteerd hebben’ hun seksualiteit loskoppelen van hun overige opvattingen en ieder ethisch besef overboord smijten. Een ‘fraai’ voorbeeld is het gedrag van een aalmoezenier bij de marine, die onlangs tot twee jaar gevangenis werd veroordeeld voor o.a. het seksueel misbruiken van een ondergeschikte (die bij hem kwam voor begeleiding) en geslachtsverkeer met een luchtmachtofficier die hij verzwegen had dat hij met HIV was besmet, ofschoon de man er nadrukkelijk naar had gevraagd. Hij schond daarmee niet alleen zijn priesterlijke celibaatgelofte, maar ook zijn eed als officier en zijn plichten als hulpverlener. Hoe iemand dit met zijn geweten in overeenstemming kan brengen, is mij een raadsel. Het is misschien naïef, maar ergens heb ik nog steeds het idee dat gelovigen een hoogstaander moraal (zouden moeten) hebben dan heidenen als ik –al was het alleen maar om een ‘helse bestraffing’ te ontlopen.

(2) De Amerikaanse bisschoppen waren bepaald niet de enige enablers van de pedofiele en pederastische priesters. Ook de liberale katholieke organisaties, die vaak onder leiding stonden (en staan) van uitgetreden priesters en nonnen, hebben hierbij een zeer dubieuze rol gespeeld. Zij zagen in deze in politiek opzicht meestal links angehauchte geestelijken waardevolle bondgenoten in hun strijd om de kerk te ‘moderniseren’. Er zijn opvallende parallellen te constateren tussen de politiek-correcte houding ten aanzien van moslims en de politiek-correcte houding ten aanzien van homoseksuelen. In beide gevallen wordt gedrag vergoelijkt dat niet te vergoelijken is. In Amerika hebben de mainstream media zorgvuldig vermeden progressieve bisschoppen in verlegenheid te brengen. In Nederland waren het tot voor kort het vooral de linkse gutmenschen die zich opwierpen als pleitbezorgers van de homoseksuelen, maar bij de steeds vaker voorkomende botsingen tussen homo’s en moslims kiezen dezen tegenwoordig steevast de kant van de moslims. Rechtse auteurs (en partijen) hebben het estafettestokje overgenomen (sommigen schrijven over ‘onze homo’s’ op precies dezelfde onkritische en vertederde toon als de leden van de linkse kerk ten aanzien van ‘onze moslims’ bezigen), naar mijn mening niet zozeer omdat ze echt sympathie voor homo’s hebben, maar vooral om moslims de voet dwars te zetten. [Steeds meer homo’s stemmen dan ook op rechtse partijen.] Dit is een ontwikkeling waar ik niet onverdeeld gelukkig mee ben.

(3) Evenals Mark Bogaers erger ik mij aan de ‘fundamentalistische atheïsten’, die zich dikwijls even bekrompen tonen als de fundamentalistische gelovigen. Het pedofilieschandaal wordt door velen misbruikt als een stok om de katholieke hond te slaan. Militante atheïsten en secularisten hebben sterk de neiging alle godsdiensten over één kam te scheren. Ten onrechte. Er zijn fundamentele verschillen tussen het huidige christendom en de huidige islam -maar ze hebben wel gemeenschappelijke belangen, o.a. de mogelijkheid om vrijelijk hun geweten te kunnen volgen bij zaken die voor hen van wezenlijk belang zijn (het is bijvoorbeeld belachelijk dat in Engeland katholieke adoptieorganisaties gedwongen worden kinderen bij homoparen te plaatsen). Vooral de katholieke kerk, met 1,2 miljard aanhangers, is een onmisbare bondgenoot in de strijd voor het behoud van de westerse waarden. Daaraan heeft de huidige paus zich, o.a. in de door islamieten zo verketterde Regensburger Rede, uitdrukkelijk gecommitteerd, als een van de weinige westerse leiders. Hij heeft zich bovendien als kardinaal altijd uitgesproken tegen de toetreding van Turkije tot de EU en hij heeft er nooit moeite mee gehad zich te verstaan met vooraanstaande atheïsten als Jürgen Habermas, Marcello Pera en Oriana Fallaci. Katholieken worden door godsdiensthaters echter zo onophoudelijk geschoffeerd, dat dit hen wel eens in de armen van de moslims zou kunnen drijven -en dan zijn voor de atheïsten pas echt de rapen gaar.

Dit artikel is ook te vinden op de website Het Vrije Volk (deel 1 & deel 2)

zaterdag, maart 29, 2008

Over FITNA.

De waarheid kan nooit een provocatie zijn!

FITNA is geen cinematografisch hoogstandje, daar is vrijwel iedereen het over eens. De film ontstijgt nauwelijks het niveau van het gemiddelde YouTube-knutselwerkje. Het gaat echter om de boodschap –en die boodschap is snoeihard, glashelder en onweerlegbaar. Er komen in de koran stuitende passages voor die oproepen tot haat en geweld jegens niet-moslims. Er zijn islamieten die aan deze aansporingen daadwerkelijk gehoor geven, al vormen zij (nog) een kleine minderheid. Er komen in de koran verontrustende passages voor die oproepen om alle ‘ongelovigen’ tot slaven van Allah te degraderen. Er zijn maar weinig moslims die deze aansporingen niet ter harte nemen, al handelen zij er (nog) niet naar. Wat in de toekomst de gevolgen voor Nederland zullen zijn als de immigratie van mohammedanen op dezelfde voet voortgaat, laat zich raden.

Het is een fatale vergissing om te denken dat er zoiets bestaat als een ‘gematigde’ moslim. Er zijn, behalve de fundamentalistische fanatici, alleen ‘onwetende’ en ‘ontkennende’ moslims. Veel islamieten, met name analfabete Arabieren en degenen die het Arabisch niet beheer-sen, hebben slechts een vage notie van de inhoud van de koran. Haatzaaiende predikers (vaak betaald door het scherpslijpende Wahhabitische regime van Saoedi-Arabië) doen hun uiterste best deze ‘dwalenden’ aan de duisternis te ontrukken. De zgn. ‘liberale’ en ‘seculaire’ moslims hebben de islam in de geest allang verlaten, maar durven daar niet voor uit te komen. Voor de echte moslim is de koran het onaantastbare woord van Allah en is Mohammed de meest volmaakte man die ooit geleefd heeft –een man die in alles nagevolgd dient te worden. Helaas schuwde Mohammed het geweld niet. Om die reden worden de terroristische daden van de ‘extremisten’ door de ‘gematigden’ zelden veroordeeld. Educatie, die het mogelijk maakt zelf de teksten van de koran en de hadith te bestuderen, leidt dan ook vaak tot meer radicalisme, niet tot meer begrip voor westerse waarden -zoals de recente aanslagen in New York, Madrid en Londen, uitgevoerd door op het oog keurig geïntegreerde jonge mannen met een uitstekende (niet zelden door de gastlanden betaalde) opleiding, overtuigend bewijzen.

Geert Wilders heeft in FITNA geen eenzijdig beeld van de koran gegeven. Inderdaad, als men met een lantaarntje zoekt, zijn er ook vreedzame soera’s te vinden. Waar deze niet door latere, haat en geweld verheerlijkende soera’s ‘geabrogeerd’ zijn, worden er met de medemensen die liefdevol bejegend dienen te worden in de meeste gevallen echter uitsluitend andere moslims bedoeld. Critici beweren dat de door Wilders geciteerde passages uit hun verband zijn gerukt. Er volgt in de korantekst bijvoorbeeld nog een frase die de moslims oproept de wapens neer te leggen als de tegenstanders hun vijandigheden staken. Het probleem is alleen dat op totale onderwerping na alles als oorlogszuchtig gedrag wordt bestempeld. Korangeleerden beroepen zich op de historische context waarin de teksten tot stand zijn gekomen, deze werden bijvoorbeeld opgetekend tijdens de naweeën van een bloedige veldslag. Ze impliceren daarmee dat deze passages niet letterlijk genomen hoeven te worden. De historische context wordt in de koran zelf echter niet aangeroerd en geen van deze ‘experts’ zal ooit openlijk verklaren dat men deze teksten als metaforisch moet beschouwen. Het komt er dus op neer dat westerlingen de twijfelachtige passages niet (als waarschuwing) letterlijk moeten nemen, maar dat gelovigen dit (als oproep tot de strijd) wel moeten doen. Taqiyya in optima forma.

De beschuldiging dat Wilders alleen beelden heeft laten zien van extremisten die de islam misbruiken voor hun misdadige doeleinden, raakt kant noch wal: veel van het door hem getoonde geweld is het soort overheidsgeweld dat tot de wrange vruchten van de sharia behoort en dat in islamitische landen schering en inslag is (het ophangen van homo’s, het executeren van ‘overspelige’ vrouwen, et cetera). Niet alle kwalijke tradities van moslims spruiten regelrecht voort uit de koran: bloederige gebruiken als het besnijden van vrouwen en het kerven van kinderen tijdens het Sji’itische Ashura-feest zijn een intrinsiek onderdeel van islamitische culturen –maar daarom niet minder afschuwwekkend. (In tegenstelling tot wat sommige commentatoren beweren, suggereert Wilders niet dat de bebloede jongetjes iets met terrorisme te maken hebben).

Enkele fantasten claimen dat er over het fundamentalistische christendom en jodendom net zulke angstaanjagende films gemaakt kunnen worden. Nonsens: zelfs in de meest radicale kringen is religieus geïnspireerd geweld de afgelopen decennia uiterst zeldzaam geweest. Met een paar dode abortusartsen, een vermoorde premier en één aanval op een moskee heeft men het wel gehad. Ook de op zich verwerpelijke godsdienststrijd in Noord-Ierland veroorzaakte slechts een fractie van het aantal slachtoffers dat het sektarische geweld in Irak heeft opgeleverd. (De IRA waarschuwde voor men een bom tot ontploffing bracht!) Ik heb weinig op met de orthodox-joodse geloofsopvattingen, maar zelfs deze stijfkoppen volgen het Oude Testament niet naar de letter. De door Jezus verhinderde steniging is vermoedelijk een van de laatste uit de geschiedenis van het jodendom geweest. [Mocht er iemand recentelijk een joodse steniging hebben bijgewoond, laat het me dan weten!] Wat men verder ook van het optreden van de Amerikanen in Irak en de Israëliërs in de Gazastrook denken mag, met de door hen beleden religies heeft het niets van doen (hoogstens met het blinde geloof van de Amerikanen in de zegeningen van de democratie).

De Nederlandse moslims zijn door velen (ook door Wilders) geprezen omdat ze zo ‘ingetogen’ hebben gereageerd op deze zogenaamd provocerende film (indien de moslims de vrede zo hoog in het vaandel hadden als door de politiek correcten wordt beweerd, zou dit vanzelfsprekend zijn). Zelfs de gewoonlijk vuilspuiende imam Fawaz Jneid (die een prominente rol in de film heeft) was opvallend mild. Mij verbaast dit niet. Het begint eindelijk tot de door islamitische hersenspoeling bot geworden hersens door te dringen dat de opzichtige aanwezigheid van mohammedanen in het Nederland van de toekomst geen uitgemaakte zaak meer is. Veel autochtonen zijn de dreinende en dreigende moslims meer dan beu. In een recentelijk onder een representatieve groep landgenoten uitgevoerd onderzoek bleek de meerderheid van de respondenten de islam als een gevaar voor de Nederlandse identiteit te beschouwen en achtte een even grote meerderheid de toelating van een overmaat aan (moslim)immigranten de grootste miskleun uit de vaderlandse geschiedenis. Het duurt niet lang meer of ‘het plebs’ zal luidkeels de verwijdering van onaangepaste moslims uit onze samenleving eisen.

De islamitische tenen zijn, zoals bekend, ellenlang. Om het minste en geringste voelen de volgelingen van Mohammed zich gekwetst en beledigd. Dit is het gevolg van de verwarrende tegenstelling tussen hun vermeende morele superioriteit en hun reële sociaaleconomische minderwaardigheid en van hun absurd ruime definitie van ‘kwetsend’ en ‘beledigend’. Met de waarheid geconfronteerd te worden, is reeds een onverdraaglijke beproeving en als puntje bij paaltje komt, is het loutere bestaan van niet-moslims het soort van onvergeeflijke provocatie waarop met bruut geweld gereageerd mag worden.

De jodenhaat, de vrouwenverachting, de wil tot overheersing, de aanslagen, de onthoofdingen, de ophitsers: FITNA toont slechts het gezicht van de ware islam. Alle tegenstanders van Wilders, naïeve (toekomstige) dhimmi’s als ze zijn, moeten één ding goed beseffen: de vrede van de islam is de vrede van het kerkhof, want een andere keuze als de dood of de totale onderwerping is er niet. We moeten dan ook vuur met vuur bestrijden.

ISLAM GO TO HELL!!!

Dit artikel is ook te vinden op de website Het Vrije Volk.

Naschrift:

De moslimhordes schrikken nergens voor terug en ze hebben LiveLeak al op de knieën gekregen, maar wat eenmaal op het internet staat, is niet meer weg te dreigen.

FITNA is nog altijd overal te zien, o.a. via de volgende links:
(1) Algemeen Dagblad (Nederlandse versie);
(2) Zeepvrij (Nederlandse versie);
(3) VKMAG (Nederlandse versie);
(4) FOK! (Nederlandse versie)
(5) Alain Jean-Mairet (Engelse versie en Franse vertaling);
(6) Google Video (Engelse versie);
(7) Bivouac-ID (Franse vertaling);
(8) Pyroforum (Nederlandse en Engelse versie + download)

Nederlandse dhimmi-commentatoren kunnen een puntje zuigen aan de reactie van de Duitse auteur Henryk Broder (inderdaad, een Jood).

dinsdag, maart 04, 2008

De glazen bol van Frank Siddiqui.

Het enige dat wij hebben willen doen, is waarschuwen dat Nederland in zijn angst voor islamitisch terrorisme het gevaar niet ziet van een langzamerhand overweldigend anti-islamitisch sentiment. Wij zijn bezorgd over deze blindheid. Het gevaar dat wij zien, is dat het bagatelliseren van breed gevoeld anti-islamisme kan leiden tot een doorbraak van Wilders en Verdonk á la Fortuyn bij volgende verkiezingen. Het is niet langer ondenkbaar dat de anti-moslim-proteststem op een derde van Kamerzetels kan rekenen. In dat geval – en sinds Fortuyn weten we dat het mogelijk is – kan anti-islamisme beleidsdbepalend [sic] worden. Aan de polarisatie tussen moslims en niet-moslims die daarvan het gevolg is wil je niet denken. (Frank Siddiqui in een reactie op Afshin Ellian in de NRC)

Bij het rondetafelgesprek tijdens de NOVA-uitzending van 29 februari werd mijn aandacht getrokken door een zeldzaam irritant mannetje: de ‘journalist en communicatieadviseur’ (= lobbyist voor kwalijke moslimzaken) Frank Siddiqui. Na enig gegoogel kwam ik terecht bij een discussie waarin Siddiqui een allesbehalve stralend middelpunt was en die zich de afgelopen maand op de website van de NRC ontvouwde. Het verloop van dit debat bood ook een verklaring voor de nauw verholen vijandschap tussen Siddiqui en Afshin Ellian, een van de andere tafelheren, tijdens de uitzending.

De discussie werd aangezwengeld door het artikel Stel duidelijke grenzen aan Geert Wilders van een vijftal ‘prominente’ (maar mij volkomen onbekende) moslimintellectuelen in de NRC van 9 februari. Daarin maakten zij gretig misbruik van de door premier Balkenende voorspelde crisis die vertoning van de film Fitna van Geert Wilders te weeg zou brengen om de politiek op te roepen Wilders monddood te maken, of in hun woorden “een duidelijke grens [te trekken] tussen vrije meningsuiting en het aanzetten tot haat”. Dat “uitgerekend deze gefrustreerde volksmenner” de ‘profeet’ Mohammed vergeleek met Hitler was “een dieptepunt in een permanente stroom van radicale uitspraken, uitlatingen, columns, cartoons en reacties die –op zijn zachtst gezegd- weinig complimenteus zijn over onze religieuze en culturele erfenis.”

Natuurlijk zijn ze helemaal voor de vrijheid van meningsuiting, maar (het bekende liedje): “elke vrijheid wordt begrensd door andermans grondrechten en het algemeen belang”. Er is volgens hen geen sprake meer van een debat, maar van een “oproer”. Wij zijn “stilzwijgend, stapje voor stapje, opgeschoven van een ‘open debat’ naar de meest ordinaire volksmennerij ten koste van de islamitische minderheid”.

De grote schuldige aan deze in hun ogen zo beangstigende ontwikkeling is Geert Wilders. “Na de opstapjes van met name Fortuyn en Hirsi Ali hebben we nu te maken met een Kamerlid dat de angst voor –en de haat tegen- de islam heeft ontdekt als politiek machtsmiddel en het niet meer wenst los te laten. Hij moet permanent worden bewaakt tegen de woede en de agressie die hij zelf in de hand heeft gewerkt. Desondanks blijft hij ageren vanuit een vrijwel volledig sociaal isolement. Door op het suïcidale af slachtoffer te spelen van het geweld dat hij willens en wetens oproept, verovert hij een steeds grotere aanhang. Zijn fort is de behoefte aan roering van de om aandacht concurrerende media. Hij lapt elke politieke fatsoensregel aan zijn laars en kapitaliseert met hysterische, xenofobe retoriek het ressentiment van angstige kleine luyden die zich door de politiek in de steek gelaten voelen.”

Wilders tracht in hun opinie electoraal profijt te trekken uit het “exploiteren van angst en haat voor bevolkingsgroepen”. In een latere repliek spitste een van de ondertekenaars, Shervin Nekuee, ‘socioloog en publicist’, de kritiek op de verfoeide tegenstrever verder toe: Wilders maakt de moslims tot zondebok, “een regelmatig bewandeld pad van populistische politici in tijden van grote maatschappelijke veranderingen, die veel onzekerheid en kwetsbaarheid en dus frustratie bij het volk oproepen”.

Vanuit hun achtergrond hebben de schrijvers ervaren “hoe diep anti-islamitsche senti-menten in de Nederlandse cultuur en geschiedenis zijn verankerd”. Zij refereerden aan het historische beeld van de “bebaarde assassijn met het kromzwaard tussen de tanden” [een beeld dat ik vóór het faillissement van de multiculturele samenleving zelden ergens heb ontwaard] en zien dat angstaanjagende beeld in moderne vorm (o.a. cartoons) weer oprukken. “Het lijkt onschuldig, maar het doet iets met je.”

Zij verweten de politiek dat deze uit een “machteloos soort self-permissiveness die smaakt naar politieke lafheid” burgers zoals zij “die volop betrokken zijn bij de maatschappelijke dialoog, tegen de klippen op van anti-islamhysterie” in de kou laat staan. Erger nog: als de film van Wilders doel treft “zal dit resulteren in een nieuwe golf van islamofobie. Wat dit voor de islamitische minderheid kan betekenen wordt kennelijk veronachtzaamd ten gunste van het recht op vrijheid van meningsuiting van een kamerlid. Blijkbaar tellen moslims als burgers niet, is hun veiligheid niet van belang. Het zwijgen over de mogelijke gevolgen vinden we niet alleen laf en verwerpelijk, het zegt ook veel over de positie van moslims in dit land.”

Zij beweerden te spreken namens een meerderheid van de bevolking [ook niet-moslims, al staan de moslims –uiteraard- op de eerste plaats] als ze van de politieke leiders eisen “dat ze niet angstig proberen een toenemend xenofoob electoraat te vriend te houden”, maar “het overgrote, redelijk denkende deel van de bevolkin” een stem te geven. Ze smeekten premier Balkenende om “nu er een crisis dreigt je politieke leiderschap waar te maken en het volk toe te spreken”. [Dat heeft JPB dus gedaan, met onvoorziene gevolgen: zijn laffe houding wordt hem door een aanzienlijk deel van het Nederlandse electoraat niet in dank afgenomen.]

Op deze oproep kwam een cynisch commentaar van Afshin Ellian, die opmerkte dat deze praatmoslims niet alleen pretendeerden te spreken voor alle moslims, maar zich zelfs opwierpen als woordvoerders van het ‘redelijke’ deel van de niet-moslims. De door hen geschetste situatie heeft echter weinig overeenkomst met de realiteit. Bij de zogenaamd gewillige media, die zouden hebben geholpen de lont in het ‘kruidvat’ te steken, is zelden een islamcriticus te zien. De auteurs luidden echter de noodklok omdat ze “de totale verwijdering van islamkritiek en kritiek op de multiculturele samenleving willen”. Niet de moslims lopen gevaar in Nederland, maar degenen die moslims bekritiseren. Door de moslimpopulatie als een kruidvat voor te stellen bewijzen de auteurs alleen maar het gelijk van Wilders: “Wie is gevaarlijker: de volksvertegenwoordiger of het kruidvat? De volksvertegenwoordiging is het hart van de democratie en het kruidvat een bedreiging daarvan.” Hoewel ze het niet met zoveel woorden zeggen, zouden deze ‘praatmoslims’ Wilders het liefst willen laten vervolgen. Ellian vindt het buitengewoon ironisch dat een van de meest bedreigde personen van Europa dan slachtoffer wordt van een dubbele vervolging: “de vervolging door de radicale moslims en de vervolging door de overheid onder druk van moslims”.

Ook historicus-met-gezond-verstand Frank Ankersmit had weinig op met deze retoriek (“even betreurenswaardig als ontmoedigend”). Ondanks het feit dat de auteurs duidelijk behoren tot de ‘sociale en intellectuele elite’ van ons land “verhinderde hun moslimachtergrond hen nog steeds om te zien hoe een westerse democratie behoort te reageren op politici als Wilders. Dat stemt tot moedeloosheid en pessimisme. Helaas." Hoe vervelend het voor sommigen ook is, private verontwaardiging over onwelgevallige uitspraken kan nooit een basis zijn voor publieke, strafrechtelijke veroordeling. De gekwetste zal knarsetandend moeten berusten. Ankersmit vindt het feit dat Balkenende als reactie op de dreigende ‘crisis’ niets beters te doen weet dan de ambassades in moslimlanden te waarschuwen voor mogelijke problemen een bewijs is voor “de kracht en de grandeur van onze democratie”. Zijn loftuiting aan Balkenende “voor wat juist sukkelachtigheid lijken mag” is helaas door de actualiteit al weer ontkracht.

H.W (Hermann) von der Dunk, historicus-zonder-gezond-verstand, had heel wat meer begrip voor de verontruste schrijvers. Hij gaf Ankersmit formeel wel gelijk wat betreft de onaantastbaarheid van de vrijheid van meningsuiting, maar begon deze daarna direct te ondergraven. “Het is met de vrijheid van mening als met de tolerantie: ze veronderstelt een wederzijdse bereidheid om het inderdaad bij een mening te laten.” Omdat de samenleving nu eenmaal geen “sociëteit van beschaafde heren en dames of een academisch seminar” is, zijn meningen in de politieke realiteit “slapende daden” en leiden tot acties. Er worden bovendien allerlei grenzen aan de vrijheid van meningsuiting gesteld, die dan ook “meer theorie dan praktijk” is. “Wanneer nu infantiele leuzen worden gepropageerd als dat het ‘een democratisch recht’ is om naar hartelust te mogen beledigen, dan zijn we met onze vrijheid terug in de zandbak. Dan is er ook geen reden om geschokt te zijn als iemand het eveneens zijn vrij recht noemt om op zijn manier terug te slaan. Bij gebrek aan argumenten bijvoorbeeld met een mes”. [Deze preventieve vergoelijking van moslimgeweld kwam Von der Dunk op felle kritiek te staan op de website Hoei Boei en op het weblog van Willem de Zwijger.]

De auteurs van het gewraakte artikel beseffen heel goed dat het succes van Geert Wilders berust op het feit dat hij inspeelt op de gevoelens van onvrede die in brede kring leven, maar ze zoeken de oorzaak voornamelijk in anti-islamitische ressentimenten die al eeuwenlang in het Nederlandse wezen verankerd zouden zijn en onzekerheid over de toekomst. Het dringt maar niet tot de botte hersens van de Nederlandse moslims, zelfs goedgeïntegreerde intellectuelen als deze, door dat een groot deel van de autochtone bevolking, een veel groter deel dan wat tijdens de vorige verkiezingen op Wilders gestemd heeft en bepaald niet alleen bestaande uit ‘angstige kleine luyden’, de moslims spuugzat is. Niet vanwege angst voor aanslagen door een paar dolgedraaide terroristen in een ver land, maar vanwege boosheid over het wangedrag van de moslims in onze eigen samenleving.

Een van de reacties in de NRC-discussie kwam van een man die in 1975 voor de eerste keer in levende lijve kennismaakte met moslims. In de trein had hij een aangenaam gesprek met een paar vriendelijk overkomende Marokkanen. Alleen was hij na afloop wel zijn portemonnee kwijt en sindsdien gingen alle contacten met moslims gepaard met financieel verlies. Dit is de ervaring van de Nederlandse samenleving als geheel: ieder contact met moslims gaat gepaard met financieel verlies en er dreigt een verlies van zaken die heel wat belangrijker zijn dan geld.

Een zondebok is iemand die verantwoordelijk wordt gesteld voor zaken waaraan hij part nog deel heeft. In de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog kregen in Nazi-Duitsland de Joden de schuld van de economische malaise, terwijl ze juist essentiële bijdragen aan de Duitse economie leverden. De moslims in Nederland zijn beslist geen zondebokken: ze worden verantwoordelijk gesteld voor datgene waarvoor ze in de realiteit ook verantwoordelijk zijn: het feit dat ze onevenredig vertegenwoordigd zijn in alle negatieve statistieken (werkloosheid, uitkeringsfraude, misdaad, aangeboren afwijkingen, straatgeweld etc.).

De moslims in Nederland hebben het voor zichzelf verpest, zo simpel is het. Er is misschien een kleine minderheid die geïntegreerd is en die een positieve bijdrage aan de Nederlandse samenleving levert, doch als groep kosten moslims ons alleen maar heel veel geld, als groep veroorzaken moslims alleen maar heel veel overlast. Als er morgen geen moslim meer over zou zijn in Nederland, zou ons land daar alleen maar heel veel beter van worden. Geen enkele moslim heeft het recht eisen te stellen aan de Nederlandse politiek of de Nederlandse samenleving. Moslims zijn hier gekomen als bedelaars en vluchtelingen en dienen dankbaar te zijn voor iedere kruimel die we hen toewerpen.

Er is maar één manier om de anti-islamitische gevoelens in ons land, die inderdaad steeds meer terrein winnen, te bestrijden: moslims moeten zich als modelburgers gaan gedragen. Aan moslims (en andere immigranten) worden terecht hogere eisen gesteld dan aan autochtone Nederlanders, want zo gaat dat in het leven: nieuwe clubleden moeten bewijzen dat ze terecht zijn toegelaten, anders worden ze uitgestoten. Iedere poging Wilders en andere islamcritici het zwijgen op te leggen is uit den boze. Het deksel terugduwen op een overkokende pan zal tot niets anders leiden dan een gigantische ontploffing.

De nachtmerrie van Frank Siddiqui is mijn vurigste hoop: dat de partijen die zich niet willen laten ringeloren door islamitisch spierballenvertoon een zodanig grote verkiezingsoverwinning boeken dat het stoppen van de islamitische immigratie, het in het gareel brengen van de Nederlandse moslims en het bestrijden van de uitwassen van de islam de primaire beleidsvoornemens van de nieuwe regering worden. Ik kan niet wachten tot het kabinet Balkenende IV valt.

Naschrift:

Deze discussie bewijst ten overvloede dat iedere poging om de vrijheid van meningsuiting te ‘reguleren’ alleen maar tot verscherping van de tegenstellingen leidt. De vrijheid van meningsuiting dient absoluut te zijn: de verboden ten aanzien van godslastering, belediging, bedreiging, discriminatie, haatzaaien en zelfs ten aanzien van het oproepen tot geweld dienen geschrapt te worden uit het wetboek van strafrecht. Er wordt voortdurend met twee maten gemeten (haatzaaien door ongelovigen is strafbaar en haatzaaien door gelovigen niet) en er zijn wat dit betreft ook geen objectieve maatstaven aan te leggen. Uitgaan van de gevoelens van de ‘gekwetsten’ kan alleen maar tot een intolerabele censuur leiden. Woorden dienen onaantastbaar te zijn, alleen daden moeten strafrechtelijke consequenties kunnen hebben. Dat er regels van wellevendheid zijn, waaraan mensen zich bij de dagelijkse omgang dienen te houden, doet aan dit principe niets af.

Dit artikel is ook te vinden op de website Het Vrije Volk.

maandag, januari 28, 2008

Pas na 25 jaar.

Onlangs slingerde Jos Schmitz een dringende waarschuwing de ingedommelde wereld van de politiek in: Nederland staat een ware ramp te wachten als na 2012 ook de inwoners van de nieuwste EU-leden zich vrijelijk in alle EU-landen mogen vestigen, met dezelfde rechten als de eigen onderdanen van deze landen. Ongetwijfeld zullen honderdduizenden van de meest pathetische nietsnutten uit de (zuid-)oostelijke rafelrand van Europa (de verslaafden, de arbeidsschuwen, de gehandicapten, de criminelen, de bejaarden etc.) onze grenzen plat lopen om zich aan de rijkgevulde staatstrog te goed te kunnen doen. Het behoeft geen betoog dat zijn noodkreet bij de mainstream politici op dovemansoren viel.

In wat alleen maar kan worden geïnterpreteerd als een welbewuste poging om onze samenleving nog verder te ontwrichten is momenteel een kongsi van vakbonden, ouderenbonden en migrantenorganisaties aan het lobbyen om het voor oudere gelukszoekers nog aanlokkelijker te maken naar ons belaagde land te verkassen. Zij appelleren aan de Tweede Kamer om het AOW-gat van immigranten te dichten en hun pleidooi valt bij de PvdA, die visioenen heeft van een tsunami aan dankbaar nieuw stemvee, uiteraard in vruchtbare grond. Ook het CDA is, uit misplaatste christelijke naastenliefde, niet bij voorbaat afwijzend. Onze staatkundig gespleten staatssecretaris Aboutaleb, die aanvankelijk beweerde hier niets voor te voelen, gaat de mogelijkheden voor deze innovatieve vorm van grootscheepse welvaartsoverdracht daarom nader onderzoeken.

Alle ingezetenen van Nederland verwerven voor ieder jaar dat ze tussen het 15de en 65ste levensjaar op Nederlandse bodem verblijven recht op 2% van een volledige AOW-uitkering, of men nu premie betaalt of niet (tegenwoordig kunnen we er veilig van uitgaan dat voor de meeste AOW-jaren geen premie wordt betaald). Nederlanders die tijdelijk in het buitenland verblijven (expats) bouwen gedurende deze jaren geen AOW-rechten op, tenzij ze premie bijstorten (het gaat dan niet zelden om duizenden euro's per jaar).

Immigranten die zich op latere leeftijd in Nederland hebben gevestigd maken de 50 jaar premieopbouw niet vol en krijgen geen volledige AOW. Hun inkomen na hun 65ste is daarom doorgaans lager dan het bestaansminimum, dus kunnen ze aanspraak maken op aanvullende bijstand. Aan een bijstandsuitkering zijn echter nadelen verbonden: zo mag de ontvanger jaarlijks slechts gedurende een beperkte periode in het buitenland verblijven (normaliter 4 weken, maar voor oudere bijstandstrekkers al opgerekt tot 13 weken) en moeten kandidaten die hun geld niet over de balk gegooid hebben eerst interen op hun spaarcenten en een eventueel koophuis ‘opeten’ voor ze in het genot van een uitkering kunnen komen.

Naar de mening van bovengenoemde ‘menslievende’ organisaties kan men dit de zielepieten met een AOW-gat niet aandoen. Weg met de beperkingen dus. Zo moeten AOW-ers met aanvullende bijstand jaarlijks 26 weken buiten Nederland kunnen verblijven en moet een groter deel van de bezittingen onaangetast blijven. Hieruit blijkt meteen al voor wie deze wetswijziging in eerste instantie bedoeld is: een autochtone minimumlijder kan zich een verblijf van een half jaar in het buitenland niet permitteren!

Niet alleen brengt dit voorstel een schandalige discriminatie van de expats die braaf premie hebben bijgestort met zich mee (men kan er gevoegelijk van uitgaan dat niemand van hen dat dan ooit nog zal doen), maar een dergelijke maatregel zal ook als een magneet werken op behoeftige ouderen uit de (nieuwe) EU-landen. Ze hoeven zich slechts gedurende een minimale periode met een (uitzend)baantje in ons land zien te bedruipen (en er zijn ongetwijfeld binnen de kortste keren uitzendbureaus van landgenoten die ze daarbij gaarne een handje helpen) om vervolgens met een verhoudingsgewijs riante uitkering minstens de helft van de tijd in hun teerbeminde vaderland te kunnen gaan rentenieren.

Dit is een bom onder onze verzorgingsstaat en ik kan mij daar, in tegenstelling tot Arjan Kraak, niet bepaald over verheugen –al is het alleen maar omdat ik graag nog zelf van de AOW, waarvoor ik tientallen jaren premie heb betaald, zou willen genieten. De verzorgings-staat staat ook door andere oorzaken onder zware druk:

(a) Honderdduizenden oude (niet-westerse) immigranten en hun nazaten slobberen permanent uit de staatstrog. De meerderheid profiteert van een uitkering (bijstand, WAO) waarvoor ze niet of nauwelijks premie betaald hebben.

(b) Ook het merendeel van de nieuwe ‘legale’ immigranten (het morele kompas volgend van een godsdienst die hen leert dat het verdienstelijk is de ongelovigen af te persen) schuiven rechtstreeks, of via een kleine omweg, de bijstand in. Trouwlustigen moeten voor de vorm even pretenderen dat ze werk hebben (vaak met behulp van een tijdelijk flutbaantje bij een ‘kleurrijk’ uitzendbureau, of "valse salarisspecificaties" van een "bevriend naaiatelier"), maar kunnen daarna voldaan achterover leunen. Na een stuitend korte periode hebben ook hun (ex-)partners recht op een zelfstandige verblijfsvergunning met bijbehorende uitkering. Asielzoekers is het, zolang ze in de procedure zitten, niet toegestaan in het zweet des aanschijns hun brood te verdienen en daarna zijn ze het voorzien in eigen onderhoud vaak voorgoed verleerd.

(c) Een aanzienlijk deel van de autochtone heffe des volks (honderdduizenden ‘zwakken’ en ‘kwetsbaren’) houdt het uitvreten al generaties lang koppig vol. Een toenemend aantal jongeren, gekweld door ‘psychische stoornissen’ (ADHD bijvoorbeeld), slaagt erin zich te kwalificeren voor de sinds de introductie van strengere WAO-regels enig overgebleven hoofdprijs: een Wajong-uitkering. [Persoonlijk heb ik me alle kleuren van de regenboog geërgerd bij het aanschouwen van een tv-item over Oudste Zoon Tokkie, die van z’n leven nog geen slag fatsoenlijk werk had gedaan en dat overduidelijk ook niet van plan was, maar die ondanks het feit dat hij nauwelijks droog achter de oren was de beschikking had over een fraaie flat –zeker reeds bij zijn geboorte als woningzoekende ingeschreven.]

Het hardwerkende belastingbetalende deel van de (autochtone) bevolking wordt door toedoen van dit soort parasieten reeds tot op het merg uitgezogen en dit zal alleen maar erger worden. Aan deze misstanden moet dan ook spoorslags een eind gemaakt worden. Het zou al een stuk schelen als buitenlanders gedwongen konden worden hun snuiten uit onze voorzieningenruif te halen, maar helaas verbieden zowel Artikel 1 van de Grondwet (die dringend gecorrigeerd dient te worden, maar dat is een ander chapiter) als de EU-regels deze vorm van zelfverdediging.

Het gaat gelukkig ook zonder ons tot discriminatie te ‘verlagen’. De EU-regels schrijven (nog) niet voor hoe de lidstaten hun sociale voorzieningen moeten inrichten en hoe hoog de uitkeringen moeten zijn. Mij staat daarom de volgende wijziging in de sociale wetgeving voor ogen: Nederlandse ingezetenen kunnen pas na een 25-jarig verblijf op Nederlandse bodem in aanmerking komen voor een uitkering waarvoor ze zelf geen premie betaald hebben, zoals de bijstand.

Voor de hier geborenen betekent deze wijziging dat ze bij ononderbroken verblijf pas na hun 25ste verjaardag bij de staat hun hand kunnen ophouden. Je werkt of je studeert, anders is er geen overheidsgeld en ga je maar bij je ouders bedelen. Onderzoek heeft uitgewezen dat opvallend veel bijstandsongerechtigden dan opvallend snel werk vinden. Natuurlijk is er de kans dat van vertroeteling uitgeslotenen het criminele pad op zullen gaan, maar dat zat er altijd al dik in: een bijstandsuitkering steekt so wie so nogal schriel af bij de opbrengst van een drugshandeltje of een serie overvallen. [Ons christensocialistische prachtkabinet doet momenteel inderdaad een halfslachtige poging om d.m.v. deze werkleerplicht onproductieve jongeren aan de slag te krijgen, tot grote verontwaardiging van linkse partijen en vakbonden natuurlijk.]

Voor EU-onderdanen en andere legale immigranten heeft deze maatregel tot gevolg dat ze ons land moeten verlaten als ze geen werk of een andere legale bron van inkomsten (bijvoorbeeld een WW-uitkering) hebben. Ze komen voorlopig niet in aanmerking voor bijstand en als ze minder dan 25 jaar in ons land gewoond hebben, wordt ook een eventuele AOW-uitkering niet aangevuld tot bijstandsniveau. Hun rest dan slechts de optie zich in een land te vestigen waar de kosten van levensonderhoud lager liggen, het eigen (voormalige) vaderland bijvoorbeeld.

Voor asielzoekers met een permanente verblijfsvergunning is de consequentie dat ze op basis van de bed-bad-brood-regeling in een AZC moeten blijven wonen zolang ze geen werk hebben. Daar staat tegenover dat ze zodra ze in de procedure zijn opgenomen mogen (of liever gezegd moeten) werken. Van hun verdiensten wordt een redelijk bedrag ingehouden voor kost en inwoning en van de rest wordt de helft op een spaarrekening vastgezet. Als ze niet worden geaccepteerd als asielzoeker, hebben ze een appeltje voor de dorst bij terugkeer in het land van herkomst (of geld om een advocaat voor de beroepsprocedure te betalen, want die wordt dan niet langer door de overheid vergoed) en als ze wel worden geaccepteerd, hebben ze een bedrag voor de (ook niet langer door de overheid verschafte) inrichting van een nieuw onderkomen. Asielzoekers worden in het nieuwe stelsel bij woningtoewijzing niet langer voorgetrokken, dus ze moeten zich gewoon bij een woningbouwvereniging inschrijven, net als de inheemsen. Ook dat kan al vanaf het moment dat ze in de procedure worden opgenomen, maar ze kunnen een toegewezen woning pas betrekken als ze een verblijfsvergunning en voldoende eigen inkomsten hebben. Mochten erkende asielzoekers er niet in slagen werk te vinden, dan vieren ze hun 25-jarig verblijfsjubileum dus in een AZC -wat voor hen hopelijk een aansporing zal zijn om hun geluk te beproeven in een land dat hun talenten meer waardeert.

Door het invoeren van deze voor de hand liggende, niet-discriminerende maatregel wordt een groot deel van de profiteurs de wind uit de zeilen genomen, zonder waarlijk behoeftige echte Nederlanders in hun rechten aan te tasten. Kan je hier wat mee, Geert?

Dit artikel is ook te vinden op de website Het Vrije Volk.