dinsdag, december 07, 2010

Beginselen van de immigratieleer.

Menselijke samenlevingen zijn onderworpen aan een aantal ijzeren wetten. Een daarvan heeft betrekking op immigratie: hoe groter de binnendringende groep en hoe groter de culturele afstand tot de autochtonen, des te problematischer is de integratie en des te nadeliger is dit proces voor de oorspronkelijke bevolking. De geldigheid van dit principe is in de loop van de geschiedenis talloze malen bewezen, dat hebben de Amerikaanse Indianen, de Australische Aborigines, de Papoea’s van Irian Yaya, de Orang Asli van Maleisië en talloze andere volken aan den lijve ondervonden. Behalve de omvang van de groep indringers is ook de samenstelling relevant: het is een cruciaal verschil of het alleenstaande mannen of gezinnen betreft. Ten slotte is van belang of men te maken heeft met bedelaars of veroveraars.

Bedelaars komen binnen met toestemming (of zelfs op uitnodiging) van leden van de inheemse elite, die hiermee eigen belangen nastreven. Zo haalde tsarina Catharina de Grote Duitse boeren naar Rusland om de woeste gebieden nabij de Wolga te ontginnen. Een dergelijk initiatief kan op een fiasco uitlopen als de immigranten weigeren de hun toebedachte rol te (blijven) vervullen.

Een van de meest pregnante voorbeelden uit de historie is de teloorgang van keizer Valens, die van 364 tot 378 regeerde over het oostelijk deel van het Romeinse rijk. In 376 stond hij een groep door de Hunnen verdreven Goten toe zich neder te laten in de Romeinse provincies Moesia en Dacia. Valens hoopte hen als foederati te kunnen inzetten bij de bewaking van de grenzen (voornamelijk tegen invallen van andere Germanen), zodat hij zijn handen vrij had voor de strijd tegen de Sassanidische Perzen. Toestemming voor vestiging werd verleend aan slechts één groep, maar er drongen heel wat meer Germanen binnen dan voorzien en zij werden niet bepaald met open armen ontvangen door de Romeinse gezaghebbers. Het duurde dan ook niet lang voor zij in opstand kwamen en Valens sneuvelde bij een vergeefse poging hen weer uit zijn rijk te verdrijven.

Veroveraars kan men indelen in legers zonder aanhang en legers met aanhang. Engeland kreeg in de loop van zijn geschiedenis met beide van doen.

Toen de Romeinen zich uit Brittannië terugtrokken, na een bezetting van bijna vier eeuwen (43-410), was het gebied uiterst kwetsbaar voor invallen van buitenaf. De eerste Angelsaksen kwamen op verzoek van het stamhoofd Vortigern om hem te helpen de strooptochten van de Picten het hoofd te bieden. Zij werden (alweer!) gevolgd door niet uitgenodigde groepen. Deze woeste krijgers lieten zich vergezellen door hun gezinnen. Volgens de meest optimistische schattingen kwamen er maximaal 200.000 Angelsaksen het land binnen (10% van het geschatte aantal inheemsen in die periode), maar het kunnen er zo weinig als 10.000 geweest zijn. De genetische contributie van de Angelsaksen aan de huidige Engelse bevolking ligt echter aanzienlijk hoger: van 50 tot 100 procent, al naar gelang het gebied. Vroeger nam men aan dat er een genocide op de Romano-Britten (geromaniseerde Kelten) had plaatsgevonden, maar hoewel de verovering gepaard ging met bloedvergieten op grote schaal is daar geen enkel bewijs van gevonden. De Romano-Britten vormden in de nieuw ontstane samenleving echter wel duidelijk een inferieure kaste (slaven/lijfeigenen), hetgeen o.a. werd gesymboliseerd door de verschillen in de hoogte van het weergeld dat bij een moord was verschuldigd. De Angelsaksen koesterden een dusdanige minachting voor de verslagenen dat ze weigerden zich met hen te vermengen, zelfs buitenechtelijk. Van integratie was er dan ook geen sprake, want daarvoor zijn onderlinge huwelijken nodig. Door dit apartheidssysteem konden de Angelsaksen in iedere generatie meer kinderen grootbrengen dan de overwonnenen en nam hun procentuele aandeel in de bevolking dus gestaag toe.

De invasie van de Normandiërs onder Willem de Veroveraar had heel andere gevolgen. Het betrof hier een groep van ca. 10.000 soldaten, die na de overwinning geen gezinnen lieten overkomen (een politiek die de Noormannen ook bij eerdere en latere veroveringen toepasten). Hoewel de ‘pacificatie’ van de oorspronkelijke bevolking bruut geweld meebracht en de Angelsaksen uit hun kastelen en van hun landgoederen verdreven werden, was er van ‘apartheid’ geen sprake. De Normandiërs trouwden met Angelsaksische vrouwen, vaak –om hun aanspraken extra te onderstrepen- met de dochters van de verslagenen, zodat de meeste landgoederen uiteindelijk in handen kwamen van de kleinzoons van de oorspronkelijke eigenaren. De volgende generatie heersers bestond dus voornamelijk uit mannen met een Angelsaksische moeder, die vertrouwd waren met de mores van de autochtone bevolking.

De culturele consequenties van de verschillende vormen van verovering blijken het duidelijkst uit de ontwikkelingen in de gesproken taal. In het Oud-Engels van de door Angelsaksen gedomineerde samenleving was geen enkele Keltische (of Romeinse) invloed te bespeuren. In Engeland komen ook geen Keltische plaatsnamen meer voor, in Wales en Schotland, waar de Angelsaksen nooit doordrongen, wel. Het ligt voor de hand dat de onderdrukte Kelten de cultuur van de overwinnaars overnamen, in een poging hun armzalige situatie te zoveel mogelijk te verbeteren. Het onderscheid tussen beide groepen bleef echter eeuwenlang waarneembaar.

Het Middel-Engels, die taal die ontstond na de Normandische inval, kent daarentegen heel veel Angelsaksische invloeden. Hoewel de elite nog lange tijd Frans bleef spreken, verdween de taal van de overwonnenen niet. Het huidige Engels kent voor veel begrippen twee woorden: een ‘chic’ woord dat stamt uit het Frans en een ‘volks’ woord dat stamt uit het Oud-Engels (bijvoorbeeld perspire en sweat voor zweten). Ook op andere gebieden ontstond spoedig een ‘mengcultuur’. [Opvallend is wel dat de Angelsaksische persoonsnamen (zoals Egbert) snel van het toneel verdwenen: populaire Engelse namen (zoals William en Charles) zijn zonder uitzondering uit het Frans afkomstig.]

Bij de intrede en (mislukte) integratie van islamitische gastarbeiders in Nederland zijn de boven beschreven processen duidelijk te herkennen. Zij kwamen als bedelaars, met toestemming van de overheid naar ons land gehaald door inhalige industriëlen die met goedkope arbeid hun kwakkelende bedrijven overeind trachten te houden. [Veel heeft het niet geholpen: één voor één gingen de ‘maakindustrieën’ ten onder, of verkasten naar lagelonenlanden.] Het betrof aanvankelijk uitsluitend alleenstaande mannen, die pogingen in het werk stelden om zich aan te passen en niet zelden relaties aangingen met autochtone vrouwen.

In de omgang met de gastarbeiders (en daarmee de bescherming van ons land tegen ongewenste immigratie) zijn door de politiek onvergefelijke fouten gemaakt (bijvoorbeeld: de immigranten te permitteren zich hier blijvend te vestigen -ook al was er voor hen geen werk meer- en hen WAO- en bijstandsuitkeringen te verschaffen). De grootste fout was echter hen toe te staan hun gezinnen over te laten komen en nieuwe huwelijkspartners uit het land van herkomst te halen. Zo kwamen er tal van onuitgenodigde immigranten binnen en verdween iedere bereidheid tot integratie. De culturele kloof tussen moslims en niet-moslims is so wie so enorm en de moslims kozen dan ook voor een vrijwillige apartheid (o.a. door het wegpesten van autochtonen uit ‘hun’ wijken). Ze trokken zich grotendeels terug in een parallelle samenleving, die echter schaamteloos parasiteert op de door hen verachte ‘kaaskoppen’.

‘Immigratieverhalen’ kennen vele mogelijke scenario’s. In de meeste gevallen lopen ze slecht af voor de oorspronkelijke bevolking. De combinatie bedelaars - alleenstaande mannen - geringe culturele afstand – geringe aantallen levert gewoonlijk weinig problemen op. Alleenstaande mannen zijn echter losbandig en leiden in grotere concentraties tot toenemende criminaliteit en conflicten met autochtone mannen over vrouwen. In eenzelfde constellatie domineren veroveraars weliswaar de nieuw ontstane samenleving, maar ze gaan door gemengde huwelijken in cultureel opzicht spoedig in de autochtone bevolking op. Arriveren veroveraars in grotere getale, dan laten ze meestal hun gezinnen nakomen. De combinatie bedelaars – gezinnen – grote culturele afstand – geringe aantallen leidt weliswaar tot het ontstaan van parallelle samenlevingen, maar deze leveren de ontvangende maatschappijen gewoonlijk weinig problemen op (de Amish in de VS vormen een goed voorbeeld). De combinatie veroveraars – gezinnen – grote culturele afstand – grote aantallen is het meest funest voor de autochtone bevolking en kan zelfs tot een regelrechte genocide leiden. Ook in het geval van bedelaarsgezinnen zijn de gevolgen vaak uitgesproken negatief -zeker als het islamieten betreft, die zich ondanks hun afhankelijke positie superieur wanen.

Twee maal hebben moslims geprobeerd om als veroveraars het Europese continent in hun macht te krijgen en twee maal zijn ze, na eeuwenlange onderdrukking en uitbuiting van talloze Europeanen en ten koste van grote offers in mensenlevens, teruggeslagen. Nu proberen ze het als bedelaars opnieuw en het heeft er alle schijn van dat ze deze keer zullen zegevieren –tot eeuwige schade en schande van alle volken die zich gewillig door hen onder de voet laten lopen.

In samenlevingen met apartheid gold in het verleden de regel dat het de dominante groep was die er in slaagde de meeste kinderen groot te brengen. Tegenwoordig is eerder het omgekeerde het geval: het is de inferieure groep die op het gebied van de voortplanting het meest succesvol is. In een groot deel van Europa is helaas al sprake van een trieste wetmatigheid: hoe jonger de bevolkingscategorie, hoe groter het percentage allochtonen. Het merendeel van de islamitische immigranten in Europa onderhoudt zijn kinderen niet zelf, maar schuift deze last af op de autochtone belastingbetalers, die zodoende de ondergang van hun eigen volk financieren.

Aan deze waanzin moet zo spoedig mogelijk een eind komen. Niet alleen moeten wij ons niet langer in de luren laten leggen door ‘zielige’ immigranten die op slinkse wijze proberen een plaats aan onze vleespotten te verschalken, maar we moeten ook ophouden het onderhoud van onze (toekomstige) vijanden te subsidiëren. Veroveraars maken in het huidige tijdsgewricht geen kans meer om ons land te onderwerpen, nu moet ook voor bedelaars de deur op slot.

Dit artikel is ook te vinden op de website Het Vrije Volk.